Vervoeging van parachuteren
Onbepaalde wijs (infinitief): parachuteren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik parachuteer
- jij parachuteert
- hij/zij/het parachuteert
- wij parachuteren
- jullie parachuteren
- zij parachuteren
Present
- I drop
- you drop
- he/she/it drops
- we drop
- you drop
- they drop
Onvoltooid verleden tijd
- ik parachuteerde
- jij parachuteerde
- hij/zij/het parachuteerde
- wij parachuteerden
- jullie parachuteerden
- zij parachuteerden
Simple past
- I dropped
- you dropped
- he/she/it dropped
- we dropped
- you dropped
- they dropped
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geparachuteerd
- jij hebt geparachuteerd
- hij/zij/het heeft geparachuteerd
- wij hebben geparachuteerd
- jullie hebben geparachuteerd
- zij hebben geparachuteerd
Present perfect
- I have dropped
- you have dropped
- he/she/it has dropped
- we have dropped
- you have dropped
- they have dropped
Voltooid verleden tijd
- ik had geparachuteerd
- jij had geparachuteerd
- hij/zij/het had geparachuteerd
- wij hadden geparachuteerd
- jullie hadden geparachuteerd
- zij hadden geparachuteerd
Past perfect
- I had dropped
- you had dropped
- he/she/it had dropped
- we had dropped
- you had dropped
- they had dropped
Toekomende tijd I
- ik zal parachuteren
- jij zult parachuteren
- hij/zij/het zal parachuteren
- wij zullen parachuteren
- jullie zullen parachuteren
- zij zullen parachuteren
Future
- I will drop
- you will drop
- he/she/it will drop
- we will drop
- you will drop
- they will drop
Toekomende tijd II
- ik zal geparachuteerd hebben
- jij zult geparachuteerd hebben
- hij/zij/het zal geparachuteerd hebben
- wij zullen geparachuteerd hebben
- jullie zullen geparachuteerd hebben
- zij zullen geparachuteerd hebben
Future perfect
- I will have dropped
- you will have dropped
- he/she/it will have dropped
- we will have dropped
- you will have dropped
- they will have dropped
Conditionalis I
- ik zou parachuteren
- jij zou parachuteren
- hij/zij/het zou parachuteren
- wij zouden parachuteren
- jullie zouden parachuteren
- zij zouden parachuteren
Conditional present
- I would drop
- you would drop
- he/she/it would drop
- we would drop
- you would drop
- they would drop
Conditionalis II
- ik zou hebben geparachuteerd
- jij zou hebben geparachuteerd
- hij/zij/het zou hebben geparachuteerd
- wij zouden hebben geparachuteerd
- jullie zouden hebben geparachuteerd
- zij zouden hebben geparachuteerd
Conditional perfect
- I would have dropped
- you would have dropped
- he/she/it would have dropped
- we would have dropped
- you would have dropped
- they would have dropped
Imperatief
- jij parachuteer
- jullie parachuteert
Imperative
- you drop
- you drop