Vervoeging van pijpen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pijp
- jij pijpt
- hij/zij/het pijpt
- wij pijpen
- jullie pijpen
- zij pijpen
Present
- I blow
- you blow
- he/she/it blows
- we blow
- you blow
- they blow
Onvoltooid verleden tijd
- ik pijpte
- jij pijpte
- hij/zij/het pijpte
- wij pijpten
- jullie pijpten
- zij pijpten
Simple past
- I blew
- you blew
- he/she/it blew
- we blew
- you blew
- they blew
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepijpt
- jij hebt gepijpt
- hij/zij/het heeft gepijpt
- wij hebben gepijpt
- jullie hebben gepijpt
- zij hebben gepijpt
Present perfect
- I have blown
- you have blown
- he/she/it has blown
- we have blown
- you have blown
- they have blown
Voltooid verleden tijd
- ik had gepijpt
- jij had gepijpt
- hij/zij/het had gepijpt
- wij hadden gepijpt
- jullie hadden gepijpt
- zij hadden gepijpt
Past perfect
- I had blown
- you had blown
- he/she/it had blown
- we had blown
- you had blown
- they had blown
Toekomende tijd I
- ik zal pijpen
- jij zult pijpen
- hij/zij/het zal pijpen
- wij zullen pijpen
- jullie zullen pijpen
- zij zullen pijpen
Future
- I will blow
- you will blow
- he/she/it will blow
- we will blow
- you will blow
- they will blow
Toekomende tijd II
- ik zal gepijpt hebben
- jij zult gepijpt hebben
- hij/zij/het zal gepijpt hebben
- wij zullen gepijpt hebben
- jullie zullen gepijpt hebben
- zij zullen gepijpt hebben
Future perfect
- I will have blown
- you will have blown
- he/she/it will have blown
- we will have blown
- you will have blown
- they will have blown
Conditionalis I
- ik zou pijpen
- jij zou pijpen
- hij/zij/het zou pijpen
- wij zouden pijpen
- jullie zouden pijpen
- zij zouden pijpen
Conditional present
- I would blow
- you would blow
- he/she/it would blow
- we would blow
- you would blow
- they would blow
Conditionalis II
- ik zou hebben gepijpt
- jij zou hebben gepijpt
- hij/zij/het zou hebben gepijpt
- wij zouden hebben gepijpt
- jullie zouden hebben gepijpt
- zij zouden hebben gepijpt
Conditional perfect
- I would have blown
- you would have blown
- he/she/it would have blown
- we would have blown
- you would have blown
- they would have blown
Imperatief
- jij pijp
- jullie pijpt
Imperative
- you blow
- you blow