Vervoeging van platscheren

Onbepaalde wijs (infinitief): platscheren

Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik scheer plat
    • jij scheert plat
    • hij/zij/het scheert plat
    • wij scheren plat
    • jullie scheren plat
    • zij scheren plat
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schoor plat
    • jij schoor plat
    • hij/zij/het schoor plat
    • wij schoren plat
    • jullie schoren plat
    • zij schoren plat
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb platgeschoren
    • jij hebt platgeschoren
    • hij/zij/het heeft platgeschoren
    • wij hebben platgeschoren
    • jullie hebben platgeschoren
    • zij hebben platgeschoren
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had platgeschoren
    • jij had platgeschoren
    • hij/zij/het had platgeschoren
    • wij hadden platgeschoren
    • jullie hadden platgeschoren
    • zij hadden platgeschoren
  • Toekomende tijd I

    • ik zal platscheren
    • jij zult platscheren
    • hij/zij/het zal platscheren
    • wij zullen platscheren
    • jullie zullen platscheren
    • zij zullen platscheren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal platgeschoren hebben
    • jij zult platgeschoren hebben
    • hij/zij/het zal platgeschoren hebben
    • wij zullen platgeschoren hebben
    • jullie zullen platgeschoren hebben
    • zij zullen platgeschoren hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou platscheren
    • jij zou platscheren
    • hij/zij/het zou platscheren
    • wij zouden platscheren
    • jullie zouden platscheren
    • zij zouden platscheren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben platgeschoren
    • jij zou hebben platgeschoren
    • hij/zij/het zou hebben platgeschoren
    • wij zouden hebben platgeschoren
    • jullie zouden hebben platgeschoren
    • zij zouden hebben platgeschoren
  • Imperatief

    • jij scheer plat
    • jullie scheert plat