Vervoeging van procederen
Onbepaalde wijs (infinitief): procederen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik procedeer
- jij procedeert
- hij/zij/het procedeert
- wij procederen
- jullie procederen
- zij procederen
Present
- I prosecute
- you prosecute
- he/she/it prosecutes
- we prosecute
- you prosecute
- they prosecute
Onvoltooid verleden tijd
- ik procedeerde
- jij procedeerde
- hij/zij/het procedeerde
- wij procedeerden
- jullie procedeerden
- zij procedeerden
Simple past
- I prosecuted
- you prosecuted
- he/she/it prosecuted
- we prosecuted
- you prosecuted
- they prosecuted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geprocedeerd
- jij hebt geprocedeerd
- hij/zij/het heeft geprocedeerd
- wij hebben geprocedeerd
- jullie hebben geprocedeerd
- zij hebben geprocedeerd
Present perfect
- I have prosecuted
- you have prosecuted
- he/she/it has prosecuted
- we have prosecuted
- you have prosecuted
- they have prosecuted
Voltooid verleden tijd
- ik had geprocedeerd
- jij had geprocedeerd
- hij/zij/het had geprocedeerd
- wij hadden geprocedeerd
- jullie hadden geprocedeerd
- zij hadden geprocedeerd
Past perfect
- I had prosecuted
- you had prosecuted
- he/she/it had prosecuted
- we had prosecuted
- you had prosecuted
- they had prosecuted
Toekomende tijd I
- ik zal procederen
- jij zult procederen
- hij/zij/het zal procederen
- wij zullen procederen
- jullie zullen procederen
- zij zullen procederen
Future
- I will prosecute
- you will prosecute
- he/she/it will prosecute
- we will prosecute
- you will prosecute
- they will prosecute
Toekomende tijd II
- ik zal geprocedeerd hebben
- jij zult geprocedeerd hebben
- hij/zij/het zal geprocedeerd hebben
- wij zullen geprocedeerd hebben
- jullie zullen geprocedeerd hebben
- zij zullen geprocedeerd hebben
Future perfect
- I will have prosecuted
- you will have prosecuted
- he/she/it will have prosecuted
- we will have prosecuted
- you will have prosecuted
- they will have prosecuted
Conditionalis I
- ik zou procederen
- jij zou procederen
- hij/zij/het zou procederen
- wij zouden procederen
- jullie zouden procederen
- zij zouden procederen
Conditional present
- I would prosecute
- you would prosecute
- he/she/it would prosecute
- we would prosecute
- you would prosecute
- they would prosecute
Conditionalis II
- ik zou hebben geprocedeerd
- jij zou hebben geprocedeerd
- hij/zij/het zou hebben geprocedeerd
- wij zouden hebben geprocedeerd
- jullie zouden hebben geprocedeerd
- zij zouden hebben geprocedeerd
Conditional perfect
- I would have prosecuted
- you would have prosecuted
- he/she/it would have prosecuted
- we would have prosecuted
- you would have prosecuted
- they would have prosecuted
Imperatief
- jij procedeer
- jullie procedeert
Imperative
- you prosecute
- you prosecute