Vervoeging van reiken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik reik
  • jij reikt
  • hij/zij/het reikt
  • wij reiken
  • jullie reiken
  • zij reiken

Present

  • I extend
  • you extend
  • he/she/it extends
  • we extend
  • you extend
  • they extend

Onvoltooid verleden tijd

  • ik reikte
  • jij reikte
  • hij/zij/het reikte
  • wij reikten
  • jullie reikten
  • zij reikten

Simple past

  • I extended
  • you extended
  • he/she/it extended
  • we extended
  • you extended
  • they extended

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gereikt
  • jij hebt gereikt
  • hij/zij/het heeft gereikt
  • wij hebben gereikt
  • jullie hebben gereikt
  • zij hebben gereikt

Present perfect

  • I have extended
  • you have extended
  • he/she/it has extended
  • we have extended
  • you have extended
  • they have extended

Voltooid verleden tijd

  • ik had gereikt
  • jij had gereikt
  • hij/zij/het had gereikt
  • wij hadden gereikt
  • jullie hadden gereikt
  • zij hadden gereikt

Past perfect

  • I had extended
  • you had extended
  • he/she/it had extended
  • we had extended
  • you had extended
  • they had extended

Toekomende tijd I

  • ik zal reiken
  • jij zult reiken
  • hij/zij/het zal reiken
  • wij zullen reiken
  • jullie zullen reiken
  • zij zullen reiken

Future

  • I will extend
  • you will extend
  • he/she/it will extend
  • we will extend
  • you will extend
  • they will extend

Toekomende tijd II

  • ik zal gereikt hebben
  • jij zult gereikt hebben
  • hij/zij/het zal gereikt hebben
  • wij zullen gereikt hebben
  • jullie zullen gereikt hebben
  • zij zullen gereikt hebben

Future perfect

  • I will have extended
  • you will have extended
  • he/she/it will have extended
  • we will have extended
  • you will have extended
  • they will have extended

Conditionalis I

  • ik zou reiken
  • jij zou reiken
  • hij/zij/het zou reiken
  • wij zouden reiken
  • jullie zouden reiken
  • zij zouden reiken

Conditional present

  • I would extend
  • you would extend
  • he/she/it would extend
  • we would extend
  • you would extend
  • they would extend

Conditionalis II

  • ik zou hebben gereikt
  • jij zou hebben gereikt
  • hij/zij/het zou hebben gereikt
  • wij zouden hebben gereikt
  • jullie zouden hebben gereikt
  • zij zouden hebben gereikt

Conditional perfect

  • I would have extended
  • you would have extended
  • he/she/it would have extended
  • we would have extended
  • you would have extended
  • they would have extended

Imperatief

  • jij reik
  • jullie reikt

Imperative

  • you extend
  • you extend

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van reiken