Vervoeging van rondbabbelen
Onbepaalde wijs (infinitief): rondbabbelen
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik babbel rond
- jij babbelt rond
- hij/zij/het babbelt rond
- wij babbelen rond
- jullie babbelen rond
- zij babbelen rond
Onvoltooid verleden tijd
- ik babbelde rond
- jij babbelde rond
- hij/zij/het babbelde rond
- wij babbelden rond
- jullie babbelden rond
- zij babbelden rond
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb rondgebabbeld
- jij hebt rondgebabbeld
- hij/zij/het heeft rondgebabbeld
- wij hebben rondgebabbeld
- jullie hebben rondgebabbeld
- zij hebben rondgebabbeld
Voltooid verleden tijd
- ik had rondgebabbeld
- jij had rondgebabbeld
- hij/zij/het had rondgebabbeld
- wij hadden rondgebabbeld
- jullie hadden rondgebabbeld
- zij hadden rondgebabbeld
Toekomende tijd I
- ik zal rondbabbelen
- jij zult rondbabbelen
- hij/zij/het zal rondbabbelen
- wij zullen rondbabbelen
- jullie zullen rondbabbelen
- zij zullen rondbabbelen
Toekomende tijd II
- ik zal rondgebabbeld hebben
- jij zult rondgebabbeld hebben
- hij/zij/het zal rondgebabbeld hebben
- wij zullen rondgebabbeld hebben
- jullie zullen rondgebabbeld hebben
- zij zullen rondgebabbeld hebben
Conditionalis I
- ik zou rondbabbelen
- jij zou rondbabbelen
- hij/zij/het zou rondbabbelen
- wij zouden rondbabbelen
- jullie zouden rondbabbelen
- zij zouden rondbabbelen
Conditionalis II
- ik zou hebben rondgebabbeld
- jij zou hebben rondgebabbeld
- hij/zij/het zou hebben rondgebabbeld
- wij zouden hebben rondgebabbeld
- jullie zouden hebben rondgebabbeld
- zij zouden hebben rondgebabbeld
Imperatief
- jij babbel rond
- jullie babbelt rond