Vervoeging van samenrotten
Onbepaalde wijs (infinitief): samenrotten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het rot samen
- zij rotten samen
Present
- he/she/it gathers
- they gather
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het rotte samen
- zij rotten samen
Simple past
- he/she/it gathered
- they gathered
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft samengerot
- zij hebben samengerot
Present perfect
- he/she/it has gathered
- they have gathered
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had samengerot
- zij hadden samengerot
Past perfect
- he/she/it had gathered
- they had gathered
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal samenrotten
- zij zult samenrotten
Future
- he/she/it will gather
- they will gather
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal samengerot hebben
- zij zult samengerot hebben
Future perfect
- he/she/it will have gathered
- they will have gathered
Conditionalis I
- hij/zij/het zal samenrotten
- zij zullen samenrotten
Conditional present
- he/she/it would gather
- they would gather
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben samengerot
- zij zullen hebben samengerot
Conditional perfect
- he/she/it would have gathered
- they would have gathered