Vervoeging van samensmeden
Onbepaalde wijs (infinitief): samensmeden
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smeed samen
- jij smeedt samen
- hij/zij/het smeedt samen
- wij smeden samen
- jullie smeden samen
- zij smeden samen
Onvoltooid verleden tijd
- ik smeedde samen
- jij smeedde samen
- hij/zij/het smeedde samen
- wij smeedden samen
- jullie smeedden samen
- zij smeedden samen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb samengesmeed
- jij hebt samengesmeed
- hij/zij/het heeft samengesmeed
- wij hebben samengesmeed
- jullie hebben samengesmeed
- zij hebben samengesmeed
Voltooid verleden tijd
- ik had samengesmeed
- jij had samengesmeed
- hij/zij/het had samengesmeed
- wij hadden samengesmeed
- jullie hadden samengesmeed
- zij hadden samengesmeed
Toekomende tijd I
- ik zal samensmeden
- jij zult samensmeden
- hij/zij/het zal samensmeden
- wij zullen samensmeden
- jullie zullen samensmeden
- zij zullen samensmeden
Toekomende tijd II
- ik zal samengesmeed hebben
- jij zult samengesmeed hebben
- hij/zij/het zal samengesmeed hebben
- wij zullen samengesmeed hebben
- jullie zullen samengesmeed hebben
- zij zullen samengesmeed hebben
Conditionalis I
- ik zou samensmeden
- jij zou samensmeden
- hij/zij/het zou samensmeden
- wij zouden samensmeden
- jullie zouden samensmeden
- zij zouden samensmeden
Conditionalis II
- ik zou hebben samengesmeed
- jij zou hebben samengesmeed
- hij/zij/het zou hebben samengesmeed
- wij zouden hebben samengesmeed
- jullie zouden hebben samengesmeed
- zij zouden hebben samengesmeed
Imperatief
- jij smeed samen
- jullie smeedt samen