Vervoeging van samensmelten

Onbepaalde wijs (infinitief): samensmelten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het smelt samen
  • zij smelten samen

Present

  • he/she/it fuses
  • they fuse

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het smolt samen
  • zij smolten samen

Simple past

  • he/she/it fused
  • they fused

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft samengesmolten
  • zij hebben samengesmolten

Present perfect

  • he/she/it has fused
  • they have fused

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had samengesmolten
  • zij hadden samengesmolten

Past perfect

  • he/she/it had fused
  • they had fused

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal samensmelten
  • zij zult samensmelten

Future

  • he/she/it will fuse
  • they will fuse

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal samengesmolten hebben
  • zij zult samengesmolten hebben

Future perfect

  • he/she/it will have fused
  • they will have fused

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal samensmelten
  • zij zullen samensmelten

Conditional present

  • he/she/it would fuse
  • they would fuse

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben samengesmolten
  • zij zullen hebben samengesmolten

Conditional perfect

  • he/she/it would have fused
  • they would have fused

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van samensmelten