Vervoeging van samenstromen
Onbepaalde wijs (infinitief): samenstromen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het stroomt samen
- zij stromen samen
Present
- he/she/it crowds
- they crowd
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het stroomde samen
- zij stroomden samen
Simple past
- he/she/it crowded
- they crowded
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is samengestroomd
- zij zijn samengestroomd
Present perfect
- he/she/it has crowded
- they have crowded
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was samengestroomd
- zij waren samengestroomd
Past perfect
- he/she/it had crowded
- they had crowded
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal samenstromen
- zij zult samenstromen
Future
- he/she/it will crowd
- they will crowd
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal samengestroomd zijn
- zij zult samengestroomd zijn
Future perfect
- he/she/it will have crowded
- they will have crowded
Conditionalis I
- hij/zij/het zal samenstromen
- zij zullen samenstromen
Conditional present
- he/she/it would crowd
- they would crowd
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn samengestroomd
- zij zullen zijn samengestroomd
Conditional perfect
- he/she/it would have crowded
- they would have crowded