Vervoeging van saneren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik saneer
- jij saneert
- hij/zij/het saneert
- wij saneren
- jullie saneren
- zij saneren
Present
- I rationalize
- you rationalize
- he/she/it rationalizes
- we rationalize
- you rationalize
- they rationalize
Onvoltooid verleden tijd
- ik saneerde
- jij saneerde
- hij/zij/het saneerde
- wij saneerden
- jullie saneerden
- zij saneerden
Simple past
- I rationalized
- you rationalized
- he/she/it rationalized
- we rationalized
- you rationalized
- they rationalized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesaneerd
- jij hebt gesaneerd
- hij/zij/het heeft gesaneerd
- wij hebben gesaneerd
- jullie hebben gesaneerd
- zij hebben gesaneerd
Present perfect
- I have rationalized
- you have rationalized
- he/she/it has rationalized
- we have rationalized
- you have rationalized
- they have rationalized
Voltooid verleden tijd
- ik had gesaneerd
- jij had gesaneerd
- hij/zij/het had gesaneerd
- wij hadden gesaneerd
- jullie hadden gesaneerd
- zij hadden gesaneerd
Past perfect
- I had rationalized
- you had rationalized
- he/she/it had rationalized
- we had rationalized
- you had rationalized
- they had rationalized
Toekomende tijd I
- ik zal saneren
- jij zult saneren
- hij/zij/het zal saneren
- wij zullen saneren
- jullie zullen saneren
- zij zullen saneren
Future
- I will rationalize
- you will rationalize
- he/she/it will rationalize
- we will rationalize
- you will rationalize
- they will rationalize
Toekomende tijd II
- ik zal gesaneerd hebben
- jij zult gesaneerd hebben
- hij/zij/het zal gesaneerd hebben
- wij zullen gesaneerd hebben
- jullie zullen gesaneerd hebben
- zij zullen gesaneerd hebben
Future perfect
- I will have rationalized
- you will have rationalized
- he/she/it will have rationalized
- we will have rationalized
- you will have rationalized
- they will have rationalized
Conditionalis I
- ik zou saneren
- jij zou saneren
- hij/zij/het zou saneren
- wij zouden saneren
- jullie zouden saneren
- zij zouden saneren
Conditional present
- I would rationalize
- you would rationalize
- he/she/it would rationalize
- we would rationalize
- you would rationalize
- they would rationalize
Conditionalis II
- ik zou hebben gesaneerd
- jij zou hebben gesaneerd
- hij/zij/het zou hebben gesaneerd
- wij zouden hebben gesaneerd
- jullie zouden hebben gesaneerd
- zij zouden hebben gesaneerd
Conditional perfect
- I would have rationalized
- you would have rationalized
- he/she/it would have rationalized
- we would have rationalized
- you would have rationalized
- they would have rationalized
Imperatief
- jij saneer
- jullie saneert
Imperative
- you rationalize
- you rationalize