Vervoeging van schaduwen
Onbepaalde wijs (infinitief): schaduwen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schaduw
- jij schaduwt
- hij/zij/het schaduwt
- wij schaduwen
- jullie schaduwen
- zij schaduwen
Present
- I hatch
- you hatch
- he/she/it hatches
- we hatch
- you hatch
- they hatch
Onvoltooid verleden tijd
- ik schaduwde
- jij schaduwde
- hij/zij/het schaduwde
- wij schaduwden
- jullie schaduwden
- zij schaduwden
Simple past
- I hatched
- you hatched
- he/she/it hatched
- we hatched
- you hatched
- they hatched
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschaduwd
- jij hebt geschaduwd
- hij/zij/het heeft geschaduwd
- wij hebben geschaduwd
- jullie hebben geschaduwd
- zij hebben geschaduwd
Present perfect
- I have hatched
- you have hatched
- he/she/it has hatched
- we have hatched
- you have hatched
- they have hatched
Voltooid verleden tijd
- ik had geschaduwd
- jij had geschaduwd
- hij/zij/het had geschaduwd
- wij hadden geschaduwd
- jullie hadden geschaduwd
- zij hadden geschaduwd
Past perfect
- I had hatched
- you had hatched
- he/she/it had hatched
- we had hatched
- you had hatched
- they had hatched
Toekomende tijd I
- ik zal schaduwen
- jij zult schaduwen
- hij/zij/het zal schaduwen
- wij zullen schaduwen
- jullie zullen schaduwen
- zij zullen schaduwen
Future
- I will hatch
- you will hatch
- he/she/it will hatch
- we will hatch
- you will hatch
- they will hatch
Toekomende tijd II
- ik zal geschaduwd hebben
- jij zult geschaduwd hebben
- hij/zij/het zal geschaduwd hebben
- wij zullen geschaduwd hebben
- jullie zullen geschaduwd hebben
- zij zullen geschaduwd hebben
Future perfect
- I will have hatched
- you will have hatched
- he/she/it will have hatched
- we will have hatched
- you will have hatched
- they will have hatched
Conditionalis I
- ik zou schaduwen
- jij zou schaduwen
- hij/zij/het zou schaduwen
- wij zouden schaduwen
- jullie zouden schaduwen
- zij zouden schaduwen
Conditional present
- I would hatch
- you would hatch
- he/she/it would hatch
- we would hatch
- you would hatch
- they would hatch
Conditionalis II
- ik zou hebben geschaduwd
- jij zou hebben geschaduwd
- hij/zij/het zou hebben geschaduwd
- wij zouden hebben geschaduwd
- jullie zouden hebben geschaduwd
- zij zouden hebben geschaduwd
Conditional perfect
- I would have hatched
- you would have hatched
- he/she/it would have hatched
- we would have hatched
- you would have hatched
- they would have hatched
Imperatief
- jij schaduw
- jullie schaduwt
Imperative
- you hatch
- you hatch