Vervoeging van scherpen
Onbepaalde wijs (infinitief): scherpen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik scherp
- jij scherpt
- hij/zij/het scherpt
- wij scherpen
- jullie scherpen
- zij scherpen
Present
- I whet
- you whet
- he/she/it whets
- we whet
- you whet
- they whet
Onvoltooid verleden tijd
- ik scherpte
- jij scherpte
- hij/zij/het scherpte
- wij scherpten
- jullie scherpten
- zij scherpten
Simple past
- I whetted
- you whetted
- he/she/it whetted
- we whetted
- you whetted
- they whetted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gescherpt
- jij hebt gescherpt
- hij/zij/het heeft gescherpt
- wij hebben gescherpt
- jullie hebben gescherpt
- zij hebben gescherpt
Present perfect
- I have whetted
- you have whetted
- he/she/it has whetted
- we have whetted
- you have whetted
- they have whetted
Voltooid verleden tijd
- ik had gescherpt
- jij had gescherpt
- hij/zij/het had gescherpt
- wij hadden gescherpt
- jullie hadden gescherpt
- zij hadden gescherpt
Past perfect
- I had whetted
- you had whetted
- he/she/it had whetted
- we had whetted
- you had whetted
- they had whetted
Toekomende tijd I
- ik zal scherpen
- jij zult scherpen
- hij/zij/het zal scherpen
- wij zullen scherpen
- jullie zullen scherpen
- zij zullen scherpen
Future
- I will whet
- you will whet
- he/she/it will whet
- we will whet
- you will whet
- they will whet
Toekomende tijd II
- ik zal gescherpt hebben
- jij zult gescherpt hebben
- hij/zij/het zal gescherpt hebben
- wij zullen gescherpt hebben
- jullie zullen gescherpt hebben
- zij zullen gescherpt hebben
Future perfect
- I will have whetted
- you will have whetted
- he/she/it will have whetted
- we will have whetted
- you will have whetted
- they will have whetted
Conditionalis I
- ik zou scherpen
- jij zou scherpen
- hij/zij/het zou scherpen
- wij zouden scherpen
- jullie zouden scherpen
- zij zouden scherpen
Conditional present
- I would whet
- you would whet
- he/she/it would whet
- we would whet
- you would whet
- they would whet
Conditionalis II
- ik zou hebben gescherpt
- jij zou hebben gescherpt
- hij/zij/het zou hebben gescherpt
- wij zouden hebben gescherpt
- jullie zouden hebben gescherpt
- zij zouden hebben gescherpt
Conditional perfect
- I would have whetted
- you would have whetted
- he/she/it would have whetted
- we would have whetted
- you would have whetted
- they would have whetted
Imperatief
- jij scherp
- jullie scherpt
Imperative
- you whet
- you whet