Vervoeging van schoonbranden
Onbepaalde wijs (infinitief): schoonbranden
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik brand schoon
- jij brandt schoon
- hij/zij/het brandt schoon
- wij branden schoon
- jullie branden schoon
- zij branden schoon
Onvoltooid verleden tijd
- ik brandde schoon
- jij brandde schoon
- hij/zij/het brandde schoon
- wij brandden schoon
- jullie brandden schoon
- zij brandden schoon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb schoongebrand
- jij hebt schoongebrand
- hij/zij/het heeft schoongebrand
- wij hebben schoongebrand
- jullie hebben schoongebrand
- zij hebben schoongebrand
Voltooid verleden tijd
- ik had schoongebrand
- jij had schoongebrand
- hij/zij/het had schoongebrand
- wij hadden schoongebrand
- jullie hadden schoongebrand
- zij hadden schoongebrand
Toekomende tijd I
- ik zal schoonbranden
- jij zult schoonbranden
- hij/zij/het zal schoonbranden
- wij zullen schoonbranden
- jullie zullen schoonbranden
- zij zullen schoonbranden
Toekomende tijd II
- ik zal schoongebrand hebben
- jij zult schoongebrand hebben
- hij/zij/het zal schoongebrand hebben
- wij zullen schoongebrand hebben
- jullie zullen schoongebrand hebben
- zij zullen schoongebrand hebben
Conditionalis I
- ik zou schoonbranden
- jij zou schoonbranden
- hij/zij/het zou schoonbranden
- wij zouden schoonbranden
- jullie zouden schoonbranden
- zij zouden schoonbranden
Conditionalis II
- ik zou hebben schoongebrand
- jij zou hebben schoongebrand
- hij/zij/het zou hebben schoongebrand
- wij zouden hebben schoongebrand
- jullie zouden hebben schoongebrand
- zij zouden hebben schoongebrand
Imperatief
- jij brand schoon
- jullie brandt schoon