Vervoeging van signaleren

Onbepaalde wijs (infinitief): signaleren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik signaleer
  • jij signaleert
  • hij/zij/het signaleert
  • wij signaleren
  • jullie signaleren
  • zij signaleren

Present

  • I observe
  • you observe
  • he/she/it observes
  • we observe
  • you observe
  • they observe

Onvoltooid verleden tijd

  • ik signaleerde
  • jij signaleerde
  • hij/zij/het signaleerde
  • wij signaleerden
  • jullie signaleerden
  • zij signaleerden

Simple past

  • I observed
  • you observed
  • he/she/it observed
  • we observed
  • you observed
  • they observed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesignaleerd
  • jij hebt gesignaleerd
  • hij/zij/het heeft gesignaleerd
  • wij hebben gesignaleerd
  • jullie hebben gesignaleerd
  • zij hebben gesignaleerd

Present perfect

  • I have observed
  • you have observed
  • he/she/it has observed
  • we have observed
  • you have observed
  • they have observed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesignaleerd
  • jij had gesignaleerd
  • hij/zij/het had gesignaleerd
  • wij hadden gesignaleerd
  • jullie hadden gesignaleerd
  • zij hadden gesignaleerd

Past perfect

  • I had observed
  • you had observed
  • he/she/it had observed
  • we had observed
  • you had observed
  • they had observed

Toekomende tijd I

  • ik zal signaleren
  • jij zult signaleren
  • hij/zij/het zal signaleren
  • wij zullen signaleren
  • jullie zullen signaleren
  • zij zullen signaleren

Future

  • I will observe
  • you will observe
  • he/she/it will observe
  • we will observe
  • you will observe
  • they will observe

Toekomende tijd II

  • ik zal gesignaleerd hebben
  • jij zult gesignaleerd hebben
  • hij/zij/het zal gesignaleerd hebben
  • wij zullen gesignaleerd hebben
  • jullie zullen gesignaleerd hebben
  • zij zullen gesignaleerd hebben

Future perfect

  • I will have observed
  • you will have observed
  • he/she/it will have observed
  • we will have observed
  • you will have observed
  • they will have observed

Conditionalis I

  • ik zou signaleren
  • jij zou signaleren
  • hij/zij/het zou signaleren
  • wij zouden signaleren
  • jullie zouden signaleren
  • zij zouden signaleren

Conditional present

  • I would observe
  • you would observe
  • he/she/it would observe
  • we would observe
  • you would observe
  • they would observe

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesignaleerd
  • jij zou hebben gesignaleerd
  • hij/zij/het zou hebben gesignaleerd
  • wij zouden hebben gesignaleerd
  • jullie zouden hebben gesignaleerd
  • zij zouden hebben gesignaleerd

Conditional perfect

  • I would have observed
  • you would have observed
  • he/she/it would have observed
  • we would have observed
  • you would have observed
  • they would have observed

Imperatief

  • jij signaleer
  • jullie signaleert

Imperative

  • you observe
  • you observe

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van signaleren