Vervoeging van smaken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het smaakt
  • zij smaken

Present

  • he/she/it tastes
  • they taste

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het smaakte
  • zij smaakten

Simple past

  • he/she/it tasted
  • they tasted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gesmaakt
  • zij hebben gesmaakt

Present perfect

  • he/she/it has tasted
  • they have tasted

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gesmaakt
  • zij hadden gesmaakt

Past perfect

  • he/she/it had tasted
  • they had tasted

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal smaken
  • zij zult smaken

Future

  • he/she/it will taste
  • they will taste

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gesmaakt hebben
  • zij zult gesmaakt hebben

Future perfect

  • he/she/it will have tasted
  • they will have tasted

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal smaken
  • zij zullen smaken

Conditional present

  • he/she/it would taste
  • they would taste

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gesmaakt
  • zij zullen hebben gesmaakt

Conditional perfect

  • he/she/it would have tasted
  • they would have tasted