Vervoeging van smiespelen
Onbepaalde wijs (infinitief): smiespelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smiespel
- jij smiespelt
- hij/zij/het smiespelt
- wij smiespelen
- jullie smiespelen
- zij smiespelen
Present
- I whisper
- you whisper
- he/she/it whispers
- we whisper
- you whisper
- they whisper
Onvoltooid verleden tijd
- ik smiespelde
- jij smiespelde
- hij/zij/het smiespelde
- wij smiespelden
- jullie smiespelden
- zij smiespelden
Simple past
- I whispered
- you whispered
- he/she/it whispered
- we whispered
- you whispered
- they whispered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesmiespeld
- jij hebt gesmiespeld
- hij/zij/het heeft gesmiespeld
- wij hebben gesmiespeld
- jullie hebben gesmiespeld
- zij hebben gesmiespeld
Present perfect
- I have whispered
- you have whispered
- he/she/it has whispered
- we have whispered
- you have whispered
- they have whispered
Voltooid verleden tijd
- ik had gesmiespeld
- jij had gesmiespeld
- hij/zij/het had gesmiespeld
- wij hadden gesmiespeld
- jullie hadden gesmiespeld
- zij hadden gesmiespeld
Past perfect
- I had whispered
- you had whispered
- he/she/it had whispered
- we had whispered
- you had whispered
- they had whispered
Toekomende tijd I
- ik zal smiespelen
- jij zult smiespelen
- hij/zij/het zal smiespelen
- wij zullen smiespelen
- jullie zullen smiespelen
- zij zullen smiespelen
Future
- I will whisper
- you will whisper
- he/she/it will whisper
- we will whisper
- you will whisper
- they will whisper
Toekomende tijd II
- ik zal gesmiespeld hebben
- jij zult gesmiespeld hebben
- hij/zij/het zal gesmiespeld hebben
- wij zullen gesmiespeld hebben
- jullie zullen gesmiespeld hebben
- zij zullen gesmiespeld hebben
Future perfect
- I will have whispered
- you will have whispered
- he/she/it will have whispered
- we will have whispered
- you will have whispered
- they will have whispered
Conditionalis I
- ik zou smiespelen
- jij zou smiespelen
- hij/zij/het zou smiespelen
- wij zouden smiespelen
- jullie zouden smiespelen
- zij zouden smiespelen
Conditional present
- I would whisper
- you would whisper
- he/she/it would whisper
- we would whisper
- you would whisper
- they would whisper
Conditionalis II
- ik zou hebben gesmiespeld
- jij zou hebben gesmiespeld
- hij/zij/het zou hebben gesmiespeld
- wij zouden hebben gesmiespeld
- jullie zouden hebben gesmiespeld
- zij zouden hebben gesmiespeld
Conditional perfect
- I would have whispered
- you would have whispered
- he/she/it would have whispered
- we would have whispered
- you would have whispered
- they would have whispered
Imperatief
- jij smiespel
- jullie smiespelt
Imperative
- you whisper
- you whisper