Vervoeging van socialiseren
Onbepaalde wijs (infinitief): socialiseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik socialiseer
- jij socialiseert
- hij/zij/het socialiseert
- wij socialiseren
- jullie socialiseren
- zij socialiseren
Present
- I nationalize
- you nationalize
- he/she/it nationalizes
- we nationalize
- you nationalize
- they nationalize
Onvoltooid verleden tijd
- ik socialiseerde
- jij socialiseerde
- hij/zij/het socialiseerde
- wij socialiseerden
- jullie socialiseerden
- zij socialiseerden
Simple past
- I nationalized
- you nationalized
- he/she/it nationalized
- we nationalized
- you nationalized
- they nationalized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesocialiseerd
- jij hebt gesocialiseerd
- hij/zij/het heeft gesocialiseerd
- wij hebben gesocialiseerd
- jullie hebben gesocialiseerd
- zij hebben gesocialiseerd
Present perfect
- I have nationalized
- you have nationalized
- he/she/it has nationalized
- we have nationalized
- you have nationalized
- they have nationalized
Voltooid verleden tijd
- ik had gesocialiseerd
- jij had gesocialiseerd
- hij/zij/het had gesocialiseerd
- wij hadden gesocialiseerd
- jullie hadden gesocialiseerd
- zij hadden gesocialiseerd
Past perfect
- I had nationalized
- you had nationalized
- he/she/it had nationalized
- we had nationalized
- you had nationalized
- they had nationalized
Toekomende tijd I
- ik zal socialiseren
- jij zult socialiseren
- hij/zij/het zal socialiseren
- wij zullen socialiseren
- jullie zullen socialiseren
- zij zullen socialiseren
Future
- I will nationalize
- you will nationalize
- he/she/it will nationalize
- we will nationalize
- you will nationalize
- they will nationalize
Toekomende tijd II
- ik zal gesocialiseerd hebben
- jij zult gesocialiseerd hebben
- hij/zij/het zal gesocialiseerd hebben
- wij zullen gesocialiseerd hebben
- jullie zullen gesocialiseerd hebben
- zij zullen gesocialiseerd hebben
Future perfect
- I will have nationalized
- you will have nationalized
- he/she/it will have nationalized
- we will have nationalized
- you will have nationalized
- they will have nationalized
Conditionalis I
- ik zou socialiseren
- jij zou socialiseren
- hij/zij/het zou socialiseren
- wij zouden socialiseren
- jullie zouden socialiseren
- zij zouden socialiseren
Conditional present
- I would nationalize
- you would nationalize
- he/she/it would nationalize
- we would nationalize
- you would nationalize
- they would nationalize
Conditionalis II
- ik zou hebben gesocialiseerd
- jij zou hebben gesocialiseerd
- hij/zij/het zou hebben gesocialiseerd
- wij zouden hebben gesocialiseerd
- jullie zouden hebben gesocialiseerd
- zij zouden hebben gesocialiseerd
Conditional perfect
- I would have nationalized
- you would have nationalized
- he/she/it would have nationalized
- we would have nationalized
- you would have nationalized
- they would have nationalized
Imperatief
- jij socialiseer
- jullie socialiseert
Imperative
- you nationalize
- you nationalize