Vervoeging van stillen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stil
- jij stilt
- hij/zij/het stilt
- wij stillen
- jullie stillen
- zij stillen
Present
- I allay
- you allay
- he/she/it allays
- we allay
- you allay
- they allay
Onvoltooid verleden tijd
- ik stilde
- jij stilde
- hij/zij/het stilde
- wij stilden
- jullie stilden
- zij stilden
Simple past
- I allayed
- you allayed
- he/she/it allayed
- we allayed
- you allayed
- they allayed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestild
- jij hebt gestild
- hij/zij/het heeft gestild
- wij hebben gestild
- jullie hebben gestild
- zij hebben gestild
Present perfect
- I have allayed
- you have allayed
- he/she/it has allayed
- we have allayed
- you have allayed
- they have allayed
Voltooid verleden tijd
- ik had gestild
- jij had gestild
- hij/zij/het had gestild
- wij hadden gestild
- jullie hadden gestild
- zij hadden gestild
Past perfect
- I had allayed
- you had allayed
- he/she/it had allayed
- we had allayed
- you had allayed
- they had allayed
Toekomende tijd I
- ik zal stillen
- jij zult stillen
- hij/zij/het zal stillen
- wij zullen stillen
- jullie zullen stillen
- zij zullen stillen
Future
- I will allay
- you will allay
- he/she/it will allay
- we will allay
- you will allay
- they will allay
Toekomende tijd II
- ik zal gestild hebben
- jij zult gestild hebben
- hij/zij/het zal gestild hebben
- wij zullen gestild hebben
- jullie zullen gestild hebben
- zij zullen gestild hebben
Future perfect
- I will have allayed
- you will have allayed
- he/she/it will have allayed
- we will have allayed
- you will have allayed
- they will have allayed
Conditionalis I
- ik zou stillen
- jij zou stillen
- hij/zij/het zou stillen
- wij zouden stillen
- jullie zouden stillen
- zij zouden stillen
Conditional present
- I would allay
- you would allay
- he/she/it would allay
- we would allay
- you would allay
- they would allay
Conditionalis II
- ik zou hebben gestild
- jij zou hebben gestild
- hij/zij/het zou hebben gestild
- wij zouden hebben gestild
- jullie zouden hebben gestild
- zij zouden hebben gestild
Conditional perfect
- I would have allayed
- you would have allayed
- he/she/it would have allayed
- we would have allayed
- you would have allayed
- they would have allayed
Imperatief
- jij stil
- jullie stilt
Imperative
- you allay
- you allay