Vervoeging van stormen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik storm
- jij stormt
- hij/zij/het stormt
- wij stormen
- jullie stormen
- zij stormen
Present
- I hasten
- you hasten
- he/she/it hastens
- we hasten
- you hasten
- they hasten
Onvoltooid verleden tijd
- ik stormde
- jij stormde
- hij/zij/het stormde
- wij stormden
- jullie stormden
- zij stormden
Simple past
- I hastened
- you hastened
- he/she/it hastened
- we hastened
- you hastened
- they hastened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestormd
- jij hebt gestormd
- hij/zij/het heeft gestormd
- wij hebben gestormd
- jullie hebben gestormd
- zij hebben gestormd
Present perfect
- I have hastened
- you have hastened
- he/she/it has hastened
- we have hastened
- you have hastened
- they have hastened
Voltooid verleden tijd
- ik had gestormd
- jij had gestormd
- hij/zij/het had gestormd
- wij hadden gestormd
- jullie hadden gestormd
- zij hadden gestormd
Past perfect
- I had hastened
- you had hastened
- he/she/it had hastened
- we had hastened
- you had hastened
- they had hastened
Toekomende tijd I
- ik zal stormen
- jij zult stormen
- hij/zij/het zal stormen
- wij zullen stormen
- jullie zullen stormen
- zij zullen stormen
Future
- I will hasten
- you will hasten
- he/she/it will hasten
- we will hasten
- you will hasten
- they will hasten
Toekomende tijd II
- ik zal gestormd hebben
- jij zult gestormd hebben
- hij/zij/het zal gestormd hebben
- wij zullen gestormd hebben
- jullie zullen gestormd hebben
- zij zullen gestormd hebben
Future perfect
- I will have hastened
- you will have hastened
- he/she/it will have hastened
- we will have hastened
- you will have hastened
- they will have hastened
Conditionalis I
- ik zou stormen
- jij zou stormen
- hij/zij/het zou stormen
- wij zouden stormen
- jullie zouden stormen
- zij zouden stormen
Conditional present
- I would hasten
- you would hasten
- he/she/it would hasten
- we would hasten
- you would hasten
- they would hasten
Conditionalis II
- ik zou hebben gestormd
- jij zou hebben gestormd
- hij/zij/het zou hebben gestormd
- wij zouden hebben gestormd
- jullie zouden hebben gestormd
- zij zouden hebben gestormd
Conditional perfect
- I would have hastened
- you would have hastened
- he/she/it would have hastened
- we would have hastened
- you would have hastened
- they would have hastened
Imperatief
- jij storm
- jullie stormt
Imperative
- you hasten
- you hasten