Vervoeging van terugduwen
Onbepaalde wijs (infinitief): terugduwen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik duw terug
- jij duwt terug
- hij/zij/het duwt terug
- wij duwen terug
- jullie duwen terug
- zij duwen terug
Present
- I blink
- you blink
- he/she/it blinks
- we blink
- you blink
- they blink
Onvoltooid verleden tijd
- ik duwde terug
- jij duwde terug
- hij/zij/het duwde terug
- wij duwden terug
- jullie duwden terug
- zij duwden terug
Simple past
- I blinked
- you blinked
- he/she/it blinked
- we blinked
- you blinked
- they blinked
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb teruggeduwd
- jij hebt teruggeduwd
- hij/zij/het heeft teruggeduwd
- wij hebben teruggeduwd
- jullie hebben teruggeduwd
- zij hebben teruggeduwd
Present perfect
- I have blinked
- you have blinked
- he/she/it has blinked
- we have blinked
- you have blinked
- they have blinked
Voltooid verleden tijd
- ik had teruggeduwd
- jij had teruggeduwd
- hij/zij/het had teruggeduwd
- wij hadden teruggeduwd
- jullie hadden teruggeduwd
- zij hadden teruggeduwd
Past perfect
- I had blinked
- you had blinked
- he/she/it had blinked
- we had blinked
- you had blinked
- they had blinked
Toekomende tijd I
- ik zal terugduwen
- jij zult terugduwen
- hij/zij/het zal terugduwen
- wij zullen terugduwen
- jullie zullen terugduwen
- zij zullen terugduwen
Future
- I will blink
- you will blink
- he/she/it will blink
- we will blink
- you will blink
- they will blink
Toekomende tijd II
- ik zal teruggeduwd hebben
- jij zult teruggeduwd hebben
- hij/zij/het zal teruggeduwd hebben
- wij zullen teruggeduwd hebben
- jullie zullen teruggeduwd hebben
- zij zullen teruggeduwd hebben
Future perfect
- I will have blinked
- you will have blinked
- he/she/it will have blinked
- we will have blinked
- you will have blinked
- they will have blinked
Conditionalis I
- ik zou terugduwen
- jij zou terugduwen
- hij/zij/het zou terugduwen
- wij zouden terugduwen
- jullie zouden terugduwen
- zij zouden terugduwen
Conditional present
- I would blink
- you would blink
- he/she/it would blink
- we would blink
- you would blink
- they would blink
Conditionalis II
- ik zou hebben teruggeduwd
- jij zou hebben teruggeduwd
- hij/zij/het zou hebben teruggeduwd
- wij zouden hebben teruggeduwd
- jullie zouden hebben teruggeduwd
- zij zouden hebben teruggeduwd
Conditional perfect
- I would have blinked
- you would have blinked
- he/she/it would have blinked
- we would have blinked
- you would have blinked
- they would have blinked
Imperatief
- jij duw terug
- jullie duwt terug
Imperative
- you blink
- you blink