Vervoeging van thuisbezorgen
Onbepaalde wijs (infinitief): thuisbezorgen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bezorg thuis
- jij bezorgt thuis
- hij/zij/het bezorgt thuis
- wij bezorgen thuis
- jullie bezorgen thuis
- zij bezorgen thuis
Present
- I bear
- you bear
- he/she/it bears
- we bear
- you bear
- they bear
Onvoltooid verleden tijd
- ik bezorgde thuis
- jij bezorgde thuis
- hij/zij/het bezorgde thuis
- wij bezorgden thuis
- jullie bezorgden thuis
- zij bezorgden thuis
Simple past
- I bore; bare
- you bore; bare
- he/she/it bore; bare
- we bore; bare
- you bore; bare
- they bore; bare
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb thuisgebezorgd
- jij hebt thuisgebezorgd
- hij/zij/het heeft thuisgebezorgd
- wij hebben thuisgebezorgd
- jullie hebben thuisgebezorgd
- zij hebben thuisgebezorgd
Present perfect
- I have borne; born
- you have borne; born
- he/she/it has borne; born
- we have borne; born
- you have borne; born
- they have borne; born
Voltooid verleden tijd
- ik had thuisgebezorgd
- jij had thuisgebezorgd
- hij/zij/het had thuisgebezorgd
- wij hadden thuisgebezorgd
- jullie hadden thuisgebezorgd
- zij hadden thuisgebezorgd
Past perfect
- I had borne; born
- you had borne; born
- he/she/it had borne; born
- we had borne; born
- you had borne; born
- they had borne; born
Toekomende tijd I
- ik zal thuisbezorgen
- jij zult thuisbezorgen
- hij/zij/het zal thuisbezorgen
- wij zullen thuisbezorgen
- jullie zullen thuisbezorgen
- zij zullen thuisbezorgen
Future
- I will bear
- you will bear
- he/she/it will bear
- we will bear
- you will bear
- they will bear
Toekomende tijd II
- ik zal thuisgebezorgd hebben
- jij zult thuisgebezorgd hebben
- hij/zij/het zal thuisgebezorgd hebben
- wij zullen thuisgebezorgd hebben
- jullie zullen thuisgebezorgd hebben
- zij zullen thuisgebezorgd hebben
Future perfect
- I will have borne; born
- you will have borne; born
- he/she/it will have borne; born
- we will have borne; born
- you will have borne; born
- they will have borne; born
Conditionalis I
- ik zou thuisbezorgen
- jij zou thuisbezorgen
- hij/zij/het zou thuisbezorgen
- wij zouden thuisbezorgen
- jullie zouden thuisbezorgen
- zij zouden thuisbezorgen
Conditional present
- I would bear
- you would bear
- he/she/it would bear
- we would bear
- you would bear
- they would bear
Conditionalis II
- ik zou hebben thuisgebezorgd
- jij zou hebben thuisgebezorgd
- hij/zij/het zou hebben thuisgebezorgd
- wij zouden hebben thuisgebezorgd
- jullie zouden hebben thuisgebezorgd
- zij zouden hebben thuisgebezorgd
Conditional perfect
- I would have borne; born
- you would have borne; born
- he/she/it would have borne; born
- we would have borne; born
- you would have borne; born
- they would have borne; born
Imperatief
- jij bezorg thuis
- jullie bezorgt thuis
Imperative
- you bear
- you bear