Vervoeging van totaliseren
Onbepaalde wijs (infinitief): totaliseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik totaliseer
- jij totaliseert
- hij/zij/het totaliseert
- wij totaliseren
- jullie totaliseren
- zij totaliseren
Present
- I total
- you total
- he/she/it totals
- we total
- you total
- they total
Onvoltooid verleden tijd
- ik totaliseerde
- jij totaliseerde
- hij/zij/het totaliseerde
- wij totaliseerden
- jullie totaliseerden
- zij totaliseerden
Simple past
- I totaled; totalled
- you totaled; totalled
- he/she/it totaled; totalled
- we totaled; totalled
- you totaled; totalled
- they totaled; totalled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getotaliseerd
- jij hebt getotaliseerd
- hij/zij/het heeft getotaliseerd
- wij hebben getotaliseerd
- jullie hebben getotaliseerd
- zij hebben getotaliseerd
Present perfect
- I have totaled; totalled
- you have totaled; totalled
- he/she/it has totaled; totalled
- we have totaled; totalled
- you have totaled; totalled
- they have totaled; totalled
Voltooid verleden tijd
- ik had getotaliseerd
- jij had getotaliseerd
- hij/zij/het had getotaliseerd
- wij hadden getotaliseerd
- jullie hadden getotaliseerd
- zij hadden getotaliseerd
Past perfect
- I had totaled; totalled
- you had totaled; totalled
- he/she/it had totaled; totalled
- we had totaled; totalled
- you had totaled; totalled
- they had totaled; totalled
Toekomende tijd I
- ik zal totaliseren
- jij zult totaliseren
- hij/zij/het zal totaliseren
- wij zullen totaliseren
- jullie zullen totaliseren
- zij zullen totaliseren
Future
- I will total
- you will total
- he/she/it will total
- we will total
- you will total
- they will total
Toekomende tijd II
- ik zal getotaliseerd hebben
- jij zult getotaliseerd hebben
- hij/zij/het zal getotaliseerd hebben
- wij zullen getotaliseerd hebben
- jullie zullen getotaliseerd hebben
- zij zullen getotaliseerd hebben
Future perfect
- I will have totaled; totalled
- you will have totaled; totalled
- he/she/it will have totaled; totalled
- we will have totaled; totalled
- you will have totaled; totalled
- they will have totaled; totalled
Conditionalis I
- ik zou totaliseren
- jij zou totaliseren
- hij/zij/het zou totaliseren
- wij zouden totaliseren
- jullie zouden totaliseren
- zij zouden totaliseren
Conditional present
- I would total
- you would total
- he/she/it would total
- we would total
- you would total
- they would total
Conditionalis II
- ik zou hebben getotaliseerd
- jij zou hebben getotaliseerd
- hij/zij/het zou hebben getotaliseerd
- wij zouden hebben getotaliseerd
- jullie zouden hebben getotaliseerd
- zij zouden hebben getotaliseerd
Conditional perfect
- I would have totaled; totalled
- you would have totaled; totalled
- he/she/it would have totaled; totalled
- we would have totaled; totalled
- you would have totaled; totalled
- they would have totaled; totalled
Imperatief
- jij totaliseer
- jullie totaliseert
Imperative
- you total
- you total