Vervoeging van transfigureren

Onbepaalde wijs (infinitief): transfigureren

Vertaling: to glorify

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik transfigureer
  • jij transfigureert
  • hij/zij/het transfigureert
  • wij transfigureren
  • jullie transfigureren
  • zij transfigureren

Present

  • I glorify
  • you glorify
  • he/she/it glorifies
  • we glorify
  • you glorify
  • they glorify

Onvoltooid verleden tijd

  • ik transfigureerde
  • jij transfigureerde
  • hij/zij/het transfigureerde
  • wij transfigureerden
  • jullie transfigureerden
  • zij transfigureerden

Simple past

  • I glorified
  • you glorified
  • he/she/it glorified
  • we glorified
  • you glorified
  • they glorified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getransfigureerd
  • jij hebt getransfigureerd
  • hij/zij/het heeft getransfigureerd
  • wij hebben getransfigureerd
  • jullie hebben getransfigureerd
  • zij hebben getransfigureerd

Present perfect

  • I have glorified
  • you have glorified
  • he/she/it has glorified
  • we have glorified
  • you have glorified
  • they have glorified

Voltooid verleden tijd

  • ik had getransfigureerd
  • jij had getransfigureerd
  • hij/zij/het had getransfigureerd
  • wij hadden getransfigureerd
  • jullie hadden getransfigureerd
  • zij hadden getransfigureerd

Past perfect

  • I had glorified
  • you had glorified
  • he/she/it had glorified
  • we had glorified
  • you had glorified
  • they had glorified

Toekomende tijd I

  • ik zal transfigureren
  • jij zult transfigureren
  • hij/zij/het zal transfigureren
  • wij zullen transfigureren
  • jullie zullen transfigureren
  • zij zullen transfigureren

Future

  • I will glorify
  • you will glorify
  • he/she/it will glorify
  • we will glorify
  • you will glorify
  • they will glorify

Toekomende tijd II

  • ik zal getransfigureerd hebben
  • jij zult getransfigureerd hebben
  • hij/zij/het zal getransfigureerd hebben
  • wij zullen getransfigureerd hebben
  • jullie zullen getransfigureerd hebben
  • zij zullen getransfigureerd hebben

Future perfect

  • I will have glorified
  • you will have glorified
  • he/she/it will have glorified
  • we will have glorified
  • you will have glorified
  • they will have glorified

Conditionalis I

  • ik zou transfigureren
  • jij zou transfigureren
  • hij/zij/het zou transfigureren
  • wij zouden transfigureren
  • jullie zouden transfigureren
  • zij zouden transfigureren

Conditional present

  • I would glorify
  • you would glorify
  • he/she/it would glorify
  • we would glorify
  • you would glorify
  • they would glorify

Conditionalis II

  • ik zou hebben getransfigureerd
  • jij zou hebben getransfigureerd
  • hij/zij/het zou hebben getransfigureerd
  • wij zouden hebben getransfigureerd
  • jullie zouden hebben getransfigureerd
  • zij zouden hebben getransfigureerd

Conditional perfect

  • I would have glorified
  • you would have glorified
  • he/she/it would have glorified
  • we would have glorified
  • you would have glorified
  • they would have glorified

Imperatief

  • jij transfigureer
  • jullie transfigureert

Imperative

  • you glorify
  • you glorify