Vervoeging van uiteengaan
Onbepaalde wijs (infinitief): uiteengaan
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het gaat uiteen
- zij gaan uiteen
Present
- he/she/it diffuses
- they diffuse
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het ging uiteen
- zij gingen uiteen
Simple past
- he/she/it diffused
- they diffused
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is uiteengegaan
- zij zijn uiteengegaan
Present perfect
- he/she/it has diffused
- they have diffused
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was uiteengegaan
- zij waren uiteengegaan
Past perfect
- he/she/it had diffused
- they had diffused
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal uiteengaan
- zij zult uiteengaan
Future
- he/she/it will diffuse
- they will diffuse
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal uiteengegaan zijn
- zij zult uiteengegaan zijn
Future perfect
- he/she/it will have diffused
- they will have diffused
Conditionalis I
- hij/zij/het zal uiteengaan
- zij zullen uiteengaan
Conditional present
- he/she/it would diffuse
- they would diffuse
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn uiteengegaan
- zij zullen zijn uiteengegaan
Conditional perfect
- he/she/it would have diffused
- they would have diffused