Vervoeging van uitwaaien
Onbepaalde wijs (infinitief): uitwaaien
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het waait uit
- zij waaien uit
Present
- he/she/it blows
- they blow
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het waaide uit
- zij waaiden uit
Simple past
- he/she/it blew
- they blew
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft uitgewaaid
- zij hebben uitgewaaid
Present perfect
- he/she/it has blown
- they have blown
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had uitgewaaid
- zij hadden uitgewaaid
Past perfect
- he/she/it had blown
- they had blown
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal uitwaaien
- zij zult uitwaaien
Future
- he/she/it will blow
- they will blow
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal uitgewaaid hebben
- zij zult uitgewaaid hebben
Future perfect
- he/she/it will have blown
- they will have blown
Conditionalis I
- hij/zij/het zal uitwaaien
- zij zullen uitwaaien
Conditional present
- he/she/it would blow
- they would blow
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben uitgewaaid
- zij zullen hebben uitgewaaid
Conditional perfect
- he/she/it would have blown
- they would have blown