Vervoeging van uitwaaieren
Onbepaalde wijs (infinitief): uitwaaieren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik waaier uit
- jij waaiert uit
- hij/zij/het waaiert uit
- wij waaieren uit
- jullie waaieren uit
- zij waaieren uit
Present
- I diffuse
- you diffuse
- he/she/it diffuses
- we diffuse
- you diffuse
- they diffuse
Onvoltooid verleden tijd
- ik waaierde uit
- jij waaierde uit
- hij/zij/het waaierde uit
- wij waaierden uit
- jullie waaierden uit
- zij waaierden uit
Simple past
- I diffused
- you diffused
- he/she/it diffused
- we diffused
- you diffused
- they diffused
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgewaaierd
- jij hebt uitgewaaierd
- hij/zij/het heeft uitgewaaierd
- wij hebben uitgewaaierd
- jullie hebben uitgewaaierd
- zij hebben uitgewaaierd
Present perfect
- I have diffused
- you have diffused
- he/she/it has diffused
- we have diffused
- you have diffused
- they have diffused
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgewaaierd
- jij had uitgewaaierd
- hij/zij/het had uitgewaaierd
- wij hadden uitgewaaierd
- jullie hadden uitgewaaierd
- zij hadden uitgewaaierd
Past perfect
- I had diffused
- you had diffused
- he/she/it had diffused
- we had diffused
- you had diffused
- they had diffused
Toekomende tijd I
- ik zal uitwaaieren
- jij zult uitwaaieren
- hij/zij/het zal uitwaaieren
- wij zullen uitwaaieren
- jullie zullen uitwaaieren
- zij zullen uitwaaieren
Future
- I will diffuse
- you will diffuse
- he/she/it will diffuse
- we will diffuse
- you will diffuse
- they will diffuse
Toekomende tijd II
- ik zal uitgewaaierd hebben
- jij zult uitgewaaierd hebben
- hij/zij/het zal uitgewaaierd hebben
- wij zullen uitgewaaierd hebben
- jullie zullen uitgewaaierd hebben
- zij zullen uitgewaaierd hebben
Future perfect
- I will have diffused
- you will have diffused
- he/she/it will have diffused
- we will have diffused
- you will have diffused
- they will have diffused
Conditionalis I
- ik zou uitwaaieren
- jij zou uitwaaieren
- hij/zij/het zou uitwaaieren
- wij zouden uitwaaieren
- jullie zouden uitwaaieren
- zij zouden uitwaaieren
Conditional present
- I would diffuse
- you would diffuse
- he/she/it would diffuse
- we would diffuse
- you would diffuse
- they would diffuse
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgewaaierd
- jij zou hebben uitgewaaierd
- hij/zij/het zou hebben uitgewaaierd
- wij zouden hebben uitgewaaierd
- jullie zouden hebben uitgewaaierd
- zij zouden hebben uitgewaaierd
Conditional perfect
- I would have diffused
- you would have diffused
- he/she/it would have diffused
- we would have diffused
- you would have diffused
- they would have diffused
Imperatief
- jij waaier uit
- jullie waaiert uit
Imperative
- you diffuse
- you diffuse