Vervoeging van uitzuigen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zuig uit
  • jij zuigt uit
  • hij/zij/het zuigt uit
  • wij zuigen uit
  • jullie zuigen uit
  • zij zuigen uit

Present

  • I aspirate
  • you aspirate
  • he/she/it aspirates
  • we aspirate
  • you aspirate
  • they aspirate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zoog uit
  • jij zoog uit
  • hij/zij/het zoog uit
  • wij zogen uit
  • jullie zogen uit
  • zij zogen uit

Simple past

  • I aspirated
  • you aspirated
  • he/she/it aspirated
  • we aspirated
  • you aspirated
  • they aspirated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgezogen
  • jij hebt uitgezogen
  • hij/zij/het heeft uitgezogen
  • wij hebben uitgezogen
  • jullie hebben uitgezogen
  • zij hebben uitgezogen

Present perfect

  • I have aspirated
  • you have aspirated
  • he/she/it has aspirated
  • we have aspirated
  • you have aspirated
  • they have aspirated

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgezogen
  • jij had uitgezogen
  • hij/zij/het had uitgezogen
  • wij hadden uitgezogen
  • jullie hadden uitgezogen
  • zij hadden uitgezogen

Past perfect

  • I had aspirated
  • you had aspirated
  • he/she/it had aspirated
  • we had aspirated
  • you had aspirated
  • they had aspirated

Toekomende tijd I

  • ik zal uitzuigen
  • jij zult uitzuigen
  • hij/zij/het zal uitzuigen
  • wij zullen uitzuigen
  • jullie zullen uitzuigen
  • zij zullen uitzuigen

Future

  • I will aspirate
  • you will aspirate
  • he/she/it will aspirate
  • we will aspirate
  • you will aspirate
  • they will aspirate

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgezogen hebben
  • jij zult uitgezogen hebben
  • hij/zij/het zal uitgezogen hebben
  • wij zullen uitgezogen hebben
  • jullie zullen uitgezogen hebben
  • zij zullen uitgezogen hebben

Future perfect

  • I will have aspirated
  • you will have aspirated
  • he/she/it will have aspirated
  • we will have aspirated
  • you will have aspirated
  • they will have aspirated

Conditionalis I

  • ik zou uitzuigen
  • jij zou uitzuigen
  • hij/zij/het zou uitzuigen
  • wij zouden uitzuigen
  • jullie zouden uitzuigen
  • zij zouden uitzuigen

Conditional present

  • I would aspirate
  • you would aspirate
  • he/she/it would aspirate
  • we would aspirate
  • you would aspirate
  • they would aspirate

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgezogen
  • jij zou hebben uitgezogen
  • hij/zij/het zou hebben uitgezogen
  • wij zouden hebben uitgezogen
  • jullie zouden hebben uitgezogen
  • zij zouden hebben uitgezogen

Conditional perfect

  • I would have aspirated
  • you would have aspirated
  • he/she/it would have aspirated
  • we would have aspirated
  • you would have aspirated
  • they would have aspirated

Imperatief

  • jij zuig uit
  • jullie zuigt uit

Imperative

  • you aspirate
  • you aspirate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitzuigen