Vervoeging van verharden
Onbepaalde wijs (infinitief): verharden
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verhard
- jij verhardt
- hij/zij/het verhardt
- wij verharden
- jullie verharden
- zij verharden
Present
- I harden
- you harden
- he/she/it hardens
- we harden
- you harden
- they harden
Onvoltooid verleden tijd
- ik verhardde
- jij verhardde
- hij/zij/het verhardde
- wij verhardden
- jullie verhardden
- zij verhardden
Simple past
- I hardened
- you hardened
- he/she/it hardened
- we hardened
- you hardened
- they hardened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verhard
- jij hebt verhard
- hij/zij/het heeft verhard
- wij hebben verhard
- jullie hebben verhard
- zij hebben verhard
Present perfect
- I have hardened
- you have hardened
- he/she/it has hardened
- we have hardened
- you have hardened
- they have hardened
Voltooid verleden tijd
- ik had verhard
- jij had verhard
- hij/zij/het had verhard
- wij hadden verhard
- jullie hadden verhard
- zij hadden verhard
Past perfect
- I had hardened
- you had hardened
- he/she/it had hardened
- we had hardened
- you had hardened
- they had hardened
Toekomende tijd I
- ik zal verharden
- jij zult verharden
- hij/zij/het zal verharden
- wij zullen verharden
- jullie zullen verharden
- zij zullen verharden
Future
- I will harden
- you will harden
- he/she/it will harden
- we will harden
- you will harden
- they will harden
Toekomende tijd II
- ik zal verhard hebben
- jij zult verhard hebben
- hij/zij/het zal verhard hebben
- wij zullen verhard hebben
- jullie zullen verhard hebben
- zij zullen verhard hebben
Future perfect
- I will have hardened
- you will have hardened
- he/she/it will have hardened
- we will have hardened
- you will have hardened
- they will have hardened
Conditionalis I
- ik zou verharden
- jij zou verharden
- hij/zij/het zou verharden
- wij zouden verharden
- jullie zouden verharden
- zij zouden verharden
Conditional present
- I would harden
- you would harden
- he/she/it would harden
- we would harden
- you would harden
- they would harden
Conditionalis II
- ik zou hebben verhard
- jij zou hebben verhard
- hij/zij/het zou hebben verhard
- wij zouden hebben verhard
- jullie zouden hebben verhard
- zij zouden hebben verhard
Conditional perfect
- I would have hardened
- you would have hardened
- he/she/it would have hardened
- we would have hardened
- you would have hardened
- they would have hardened
Imperatief
- jij verhard
- jullie verhardt
Imperative
- you harden
- you harden