Vervoeging van verknallen

Onbepaalde wijs (infinitief): verknallen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verknal
  • jij verknalt
  • hij/zij/het verknalt
  • wij verknallen
  • jullie verknallen
  • zij verknallen

Present

  • I excuse
  • you excuse
  • he/she/it excuses
  • we excuse
  • you excuse
  • they excuse

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verknalde
  • jij verknalde
  • hij/zij/het verknalde
  • wij verknalden
  • jullie verknalden
  • zij verknalden

Simple past

  • I excused
  • you excused
  • he/she/it excused
  • we excused
  • you excused
  • they excused

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verknald
  • jij hebt verknald
  • hij/zij/het heeft verknald
  • wij hebben verknald
  • jullie hebben verknald
  • zij hebben verknald

Present perfect

  • I have excused
  • you have excused
  • he/she/it has excused
  • we have excused
  • you have excused
  • they have excused

Voltooid verleden tijd

  • ik had verknald
  • jij had verknald
  • hij/zij/het had verknald
  • wij hadden verknald
  • jullie hadden verknald
  • zij hadden verknald

Past perfect

  • I had excused
  • you had excused
  • he/she/it had excused
  • we had excused
  • you had excused
  • they had excused

Toekomende tijd I

  • ik zal verknallen
  • jij zult verknallen
  • hij/zij/het zal verknallen
  • wij zullen verknallen
  • jullie zullen verknallen
  • zij zullen verknallen

Future

  • I will excuse
  • you will excuse
  • he/she/it will excuse
  • we will excuse
  • you will excuse
  • they will excuse

Toekomende tijd II

  • ik zal verknald hebben
  • jij zult verknald hebben
  • hij/zij/het zal verknald hebben
  • wij zullen verknald hebben
  • jullie zullen verknald hebben
  • zij zullen verknald hebben

Future perfect

  • I will have excused
  • you will have excused
  • he/she/it will have excused
  • we will have excused
  • you will have excused
  • they will have excused

Conditionalis I

  • ik zou verknallen
  • jij zou verknallen
  • hij/zij/het zou verknallen
  • wij zouden verknallen
  • jullie zouden verknallen
  • zij zouden verknallen

Conditional present

  • I would excuse
  • you would excuse
  • he/she/it would excuse
  • we would excuse
  • you would excuse
  • they would excuse

Conditionalis II

  • ik zou hebben verknald
  • jij zou hebben verknald
  • hij/zij/het zou hebben verknald
  • wij zouden hebben verknald
  • jullie zouden hebben verknald
  • zij zouden hebben verknald

Conditional perfect

  • I would have excused
  • you would have excused
  • he/she/it would have excused
  • we would have excused
  • you would have excused
  • they would have excused

Imperatief

  • jij verknal
  • jullie verknalt

Imperative

  • you excuse
  • you excuse

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verknallen