Vervoeging van versjachelen
Onbepaalde wijs (infinitief): versjachelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versjachel
- jij versjachelt
- hij/zij/het versjachelt
- wij versjachelen
- jullie versjachelen
- zij versjachelen
Present
- I liquidize
- you liquidize
- he/she/it liquidizes
- we liquidize
- you liquidize
- they liquidize
Onvoltooid verleden tijd
- ik versjachelde
- jij versjachelde
- hij/zij/het versjachelde
- wij versjachelden
- jullie versjachelden
- zij versjachelden
Simple past
- I liquidized
- you liquidized
- he/she/it liquidized
- we liquidized
- you liquidized
- they liquidized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb versjacheld
- jij hebt versjacheld
- hij/zij/het heeft versjacheld
- wij hebben versjacheld
- jullie hebben versjacheld
- zij hebben versjacheld
Present perfect
- I have liquidized
- you have liquidized
- he/she/it has liquidized
- we have liquidized
- you have liquidized
- they have liquidized
Voltooid verleden tijd
- ik had versjacheld
- jij had versjacheld
- hij/zij/het had versjacheld
- wij hadden versjacheld
- jullie hadden versjacheld
- zij hadden versjacheld
Past perfect
- I had liquidized
- you had liquidized
- he/she/it had liquidized
- we had liquidized
- you had liquidized
- they had liquidized
Toekomende tijd I
- ik zal versjachelen
- jij zult versjachelen
- hij/zij/het zal versjachelen
- wij zullen versjachelen
- jullie zullen versjachelen
- zij zullen versjachelen
Future
- I will liquidize
- you will liquidize
- he/she/it will liquidize
- we will liquidize
- you will liquidize
- they will liquidize
Toekomende tijd II
- ik zal versjacheld hebben
- jij zult versjacheld hebben
- hij/zij/het zal versjacheld hebben
- wij zullen versjacheld hebben
- jullie zullen versjacheld hebben
- zij zullen versjacheld hebben
Future perfect
- I will have liquidized
- you will have liquidized
- he/she/it will have liquidized
- we will have liquidized
- you will have liquidized
- they will have liquidized
Conditionalis I
- ik zou versjachelen
- jij zou versjachelen
- hij/zij/het zou versjachelen
- wij zouden versjachelen
- jullie zouden versjachelen
- zij zouden versjachelen
Conditional present
- I would liquidize
- you would liquidize
- he/she/it would liquidize
- we would liquidize
- you would liquidize
- they would liquidize
Conditionalis II
- ik zou hebben versjacheld
- jij zou hebben versjacheld
- hij/zij/het zou hebben versjacheld
- wij zouden hebben versjacheld
- jullie zouden hebben versjacheld
- zij zouden hebben versjacheld
Conditional perfect
- I would have liquidized
- you would have liquidized
- he/she/it would have liquidized
- we would have liquidized
- you would have liquidized
- they would have liquidized
Imperatief
- jij versjachel
- jullie versjachelt
Imperative
- you liquidize
- you liquidize