Vervoeging van versterven

Onbepaalde wijs (infinitief): versterven

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik versterf
  • jij versterft
  • hij/zij/het versterft
  • wij versterven
  • jullie versterven
  • zij versterven

Present

  • I die
  • you die
  • he/she/it dies
  • we die
  • you die
  • they die

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verstierf
  • jij verstierf
  • hij/zij/het verstierf
  • wij verstierven
  • jullie verstierven
  • zij verstierven

Simple past

  • I died
  • you died
  • he/she/it died
  • we died
  • you died
  • they died

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben verstorven
  • jij bent verstorven
  • hij/zij/het is verstorven
  • wij zijn verstorven
  • jullie zijn verstorven
  • zij zijn verstorven

Present perfect

  • I have died
  • you have died
  • he/she/it has died
  • we have died
  • you have died
  • they have died

Voltooid verleden tijd

  • ik was verstorven
  • jij was verstorven
  • hij/zij/het was verstorven
  • wij waren verstorven
  • jullie waren verstorven
  • zij waren verstorven

Past perfect

  • I had died
  • you had died
  • he/she/it had died
  • we had died
  • you had died
  • they had died

Toekomende tijd I

  • ik zal versterven
  • jij zult versterven
  • hij/zij/het zal versterven
  • wij zullen versterven
  • jullie zullen versterven
  • zij zullen versterven

Future

  • I will die
  • you will die
  • he/she/it will die
  • we will die
  • you will die
  • they will die

Toekomende tijd II

  • ik zal verstorven zijn
  • jij zult verstorven zijn
  • hij/zij/het zal verstorven zijn
  • wij zullen verstorven zijn
  • jullie zullen verstorven zijn
  • zij zullen verstorven zijn

Future perfect

  • I will have died
  • you will have died
  • he/she/it will have died
  • we will have died
  • you will have died
  • they will have died

Conditionalis I

  • ik zou versterven
  • jij zou versterven
  • hij/zij/het zou versterven
  • wij zouden versterven
  • jullie zouden versterven
  • zij zouden versterven

Conditional present

  • I would die
  • you would die
  • he/she/it would die
  • we would die
  • you would die
  • they would die

Conditionalis II

  • ik zou zijn verstorven
  • jij zou zijn verstorven
  • hij/zij/het zou zijn verstorven
  • wij zouden zijn verstorven
  • jullie zouden zijn verstorven
  • zij zouden zijn verstorven

Conditional perfect

  • I would have died
  • you would have died
  • he/she/it would have died
  • we would have died
  • you would have died
  • they would have died

Imperatief

  • jij versterf
  • jullie versterft

Imperative

  • you die
  • you die