Vervoeging van verwilderen

Onbepaalde wijs (infinitief): verwilderen

Vertaling: to overgrow

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verwilder
  • jij verwildert
  • hij/zij/het verwildert
  • wij verwilderen
  • jullie verwilderen
  • zij verwilderen

Present

  • I overgrow
  • you overgrow
  • he/she/it overgrows
  • we overgrow
  • you overgrow
  • they overgrow

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verwilderde
  • jij verwilderde
  • hij/zij/het verwilderde
  • wij verwilderden
  • jullie verwilderden
  • zij verwilderden

Simple past

  • I overgrew
  • you overgrew
  • he/she/it overgrew
  • we overgrew
  • you overgrew
  • they overgrew

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben verwilderd
  • jij bent verwilderd
  • hij/zij/het is verwilderd
  • wij zijn verwilderd
  • jullie zijn verwilderd
  • zij zijn verwilderd

Present perfect

  • I have overgrown
  • you have overgrown
  • he/she/it has overgrown
  • we have overgrown
  • you have overgrown
  • they have overgrown

Voltooid verleden tijd

  • ik was verwilderd
  • jij was verwilderd
  • hij/zij/het was verwilderd
  • wij waren verwilderd
  • jullie waren verwilderd
  • zij waren verwilderd

Past perfect

  • I had overgrown
  • you had overgrown
  • he/she/it had overgrown
  • we had overgrown
  • you had overgrown
  • they had overgrown

Toekomende tijd I

  • ik zal verwilderen
  • jij zult verwilderen
  • hij/zij/het zal verwilderen
  • wij zullen verwilderen
  • jullie zullen verwilderen
  • zij zullen verwilderen

Future

  • I will overgrow
  • you will overgrow
  • he/she/it will overgrow
  • we will overgrow
  • you will overgrow
  • they will overgrow

Toekomende tijd II

  • ik zal verwilderd zijn
  • jij zult verwilderd zijn
  • hij/zij/het zal verwilderd zijn
  • wij zullen verwilderd zijn
  • jullie zullen verwilderd zijn
  • zij zullen verwilderd zijn

Future perfect

  • I will have overgrown
  • you will have overgrown
  • he/she/it will have overgrown
  • we will have overgrown
  • you will have overgrown
  • they will have overgrown

Conditionalis I

  • ik zou verwilderen
  • jij zou verwilderen
  • hij/zij/het zou verwilderen
  • wij zouden verwilderen
  • jullie zouden verwilderen
  • zij zouden verwilderen

Conditional present

  • I would overgrow
  • you would overgrow
  • he/she/it would overgrow
  • we would overgrow
  • you would overgrow
  • they would overgrow

Conditionalis II

  • ik zou zijn verwilderd
  • jij zou zijn verwilderd
  • hij/zij/het zou zijn verwilderd
  • wij zouden zijn verwilderd
  • jullie zouden zijn verwilderd
  • zij zouden zijn verwilderd

Conditional perfect

  • I would have overgrown
  • you would have overgrown
  • he/she/it would have overgrown
  • we would have overgrown
  • you would have overgrown
  • they would have overgrown

Imperatief

  • jij verwilder
  • jullie verwildert

Imperative

  • you overgrow
  • you overgrow

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verwilderen