Vervoeging van verzilveren
Onbepaalde wijs (infinitief): verzilveren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzilver
- jij verzilvert
- hij/zij/het verzilvert
- wij verzilveren
- jullie verzilveren
- zij verzilveren
Present
- I capitalize
- you capitalize
- he/she/it capitalizes
- we capitalize
- you capitalize
- they capitalize
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzilverde
- jij verzilverde
- hij/zij/het verzilverde
- wij verzilverden
- jullie verzilverden
- zij verzilverden
Simple past
- I capitalized
- you capitalized
- he/she/it capitalized
- we capitalized
- you capitalized
- they capitalized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzilverd
- jij hebt verzilverd
- hij/zij/het heeft verzilverd
- wij hebben verzilverd
- jullie hebben verzilverd
- zij hebben verzilverd
Present perfect
- I have capitalized
- you have capitalized
- he/she/it has capitalized
- we have capitalized
- you have capitalized
- they have capitalized
Voltooid verleden tijd
- ik had verzilverd
- jij had verzilverd
- hij/zij/het had verzilverd
- wij hadden verzilverd
- jullie hadden verzilverd
- zij hadden verzilverd
Past perfect
- I had capitalized
- you had capitalized
- he/she/it had capitalized
- we had capitalized
- you had capitalized
- they had capitalized
Toekomende tijd I
- ik zal verzilveren
- jij zult verzilveren
- hij/zij/het zal verzilveren
- wij zullen verzilveren
- jullie zullen verzilveren
- zij zullen verzilveren
Future
- I will capitalize
- you will capitalize
- he/she/it will capitalize
- we will capitalize
- you will capitalize
- they will capitalize
Toekomende tijd II
- ik zal verzilverd hebben
- jij zult verzilverd hebben
- hij/zij/het zal verzilverd hebben
- wij zullen verzilverd hebben
- jullie zullen verzilverd hebben
- zij zullen verzilverd hebben
Future perfect
- I will have capitalized
- you will have capitalized
- he/she/it will have capitalized
- we will have capitalized
- you will have capitalized
- they will have capitalized
Conditionalis I
- ik zou verzilveren
- jij zou verzilveren
- hij/zij/het zou verzilveren
- wij zouden verzilveren
- jullie zouden verzilveren
- zij zouden verzilveren
Conditional present
- I would capitalize
- you would capitalize
- he/she/it would capitalize
- we would capitalize
- you would capitalize
- they would capitalize
Conditionalis II
- ik zou hebben verzilverd
- jij zou hebben verzilverd
- hij/zij/het zou hebben verzilverd
- wij zouden hebben verzilverd
- jullie zouden hebben verzilverd
- zij zouden hebben verzilverd
Conditional perfect
- I would have capitalized
- you would have capitalized
- he/she/it would have capitalized
- we would have capitalized
- you would have capitalized
- they would have capitalized
Imperatief
- jij verzilver
- jullie verzilvert
Imperative
- you capitalize
- you capitalize