Vervoeging van voorbijvliegen
Onbepaalde wijs (infinitief): voorbijvliegen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het vliegt voorbij
- zij vliegen voorbij
Present
- he/she/it fells
- they fell
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het vloog voorbij
- zij vlogen voorbij
Simple past
- he/she/it felled
- they felled
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is voorbijgevlogen
- zij zijn voorbijgevlogen
Present perfect
- he/she/it has felled
- they have felled
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was voorbijgevlogen
- zij waren voorbijgevlogen
Past perfect
- he/she/it had felled
- they had felled
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal voorbijvliegen
- zij zult voorbijvliegen
Future
- he/she/it will fell
- they will fell
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal voorbijgevlogen zijn
- zij zult voorbijgevlogen zijn
Future perfect
- he/she/it will have felled
- they will have felled
Conditionalis I
- hij/zij/het zal voorbijvliegen
- zij zullen voorbijvliegen
Conditional present
- he/she/it would fell
- they would fell
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn voorbijgevlogen
- zij zullen zijn voorbijgevlogen
Conditional perfect
- he/she/it would have felled
- they would have felled