Vervoeging van voornemen
Onbepaalde wijs (infinitief): voornemen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem voor
- jij neemt voor
- hij/zij/het neemt voor
- wij nemen voor
- jullie nemen voor
- zij nemen voor
Present
- I plan
- you plan
- he/she/it plans
- we plan
- you plan
- they plan
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam voor
- jij nam voor
- hij/zij/het nam voor
- wij namen voor
- jullie namen voor
- zij namen voor
Simple past
- I planned
- you planned
- he/she/it planned
- we planned
- you planned
- they planned
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb voorgenomen
- jij hebt voorgenomen
- hij/zij/het heeft voorgenomen
- wij hebben voorgenomen
- jullie hebben voorgenomen
- zij hebben voorgenomen
Present perfect
- I have planned
- you have planned
- he/she/it has planned
- we have planned
- you have planned
- they have planned
Voltooid verleden tijd
- ik had voorgenomen
- jij had voorgenomen
- hij/zij/het had voorgenomen
- wij hadden voorgenomen
- jullie hadden voorgenomen
- zij hadden voorgenomen
Past perfect
- I had planned
- you had planned
- he/she/it had planned
- we had planned
- you had planned
- they had planned
Toekomende tijd I
- ik zal voornemen
- jij zult voornemen
- hij/zij/het zal voornemen
- wij zullen voornemen
- jullie zullen voornemen
- zij zullen voornemen
Future
- I will plan
- you will plan
- he/she/it will plan
- we will plan
- you will plan
- they will plan
Toekomende tijd II
- ik zal voorgenomen hebben
- jij zult voorgenomen hebben
- hij/zij/het zal voorgenomen hebben
- wij zullen voorgenomen hebben
- jullie zullen voorgenomen hebben
- zij zullen voorgenomen hebben
Future perfect
- I will have planned
- you will have planned
- he/she/it will have planned
- we will have planned
- you will have planned
- they will have planned
Conditionalis I
- ik zou voornemen
- jij zou voornemen
- hij/zij/het zou voornemen
- wij zouden voornemen
- jullie zouden voornemen
- zij zouden voornemen
Conditional present
- I would plan
- you would plan
- he/she/it would plan
- we would plan
- you would plan
- they would plan
Conditionalis II
- ik zou hebben voorgenomen
- jij zou hebben voorgenomen
- hij/zij/het zou hebben voorgenomen
- wij zouden hebben voorgenomen
- jullie zouden hebben voorgenomen
- zij zouden hebben voorgenomen
Conditional perfect
- I would have planned
- you would have planned
- he/she/it would have planned
- we would have planned
- you would have planned
- they would have planned
Imperatief
- jij neem voor
- jullie neemt voor
Imperative
- you plan
- you plan