Vervoeging van voortduren
Onbepaalde wijs (infinitief): voortduren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het duurt voort
- zij duren voort
Present
- he/she/it continues
- they continue
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het duurde voort
- zij duurden voort
Simple past
- he/she/it continued
- they continued
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft voortgeduurd
- zij hebben voortgeduurd
Present perfect
- he/she/it has continued
- they have continued
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had voortgeduurd
- zij hadden voortgeduurd
Past perfect
- he/she/it had continued
- they had continued
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal voortduren
- zij zult voortduren
Future
- he/she/it will continue
- they will continue
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal voortgeduurd hebben
- zij zult voortgeduurd hebben
Future perfect
- he/she/it will have continued
- they will have continued
Conditionalis I
- hij/zij/het zal voortduren
- zij zullen voortduren
Conditional present
- he/she/it would continue
- they would continue
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben voortgeduurd
- zij zullen hebben voortgeduurd
Conditional perfect
- he/she/it would have continued
- they would have continued