Vervoeging van zieken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ziek
- jij ziekt
- hij/zij/het ziekt
- wij zieken
- jullie zieken
- zij zieken
Present
- I nag
- you nag
- he/she/it nags
- we nag
- you nag
- they nag
Onvoltooid verleden tijd
- ik ziekte
- jij ziekte
- hij/zij/het ziekte
- wij ziekten
- jullie ziekten
- zij ziekten
Simple past
- I nagged
- you nagged
- he/she/it nagged
- we nagged
- you nagged
- they nagged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geziekt
- jij hebt geziekt
- hij/zij/het heeft geziekt
- wij hebben geziekt
- jullie hebben geziekt
- zij hebben geziekt
Present perfect
- I have nagged
- you have nagged
- he/she/it has nagged
- we have nagged
- you have nagged
- they have nagged
Voltooid verleden tijd
- ik had geziekt
- jij had geziekt
- hij/zij/het had geziekt
- wij hadden geziekt
- jullie hadden geziekt
- zij hadden geziekt
Past perfect
- I had nagged
- you had nagged
- he/she/it had nagged
- we had nagged
- you had nagged
- they had nagged
Toekomende tijd I
- ik zal zieken
- jij zult zieken
- hij/zij/het zal zieken
- wij zullen zieken
- jullie zullen zieken
- zij zullen zieken
Future
- I will nag
- you will nag
- he/she/it will nag
- we will nag
- you will nag
- they will nag
Toekomende tijd II
- ik zal geziekt hebben
- jij zult geziekt hebben
- hij/zij/het zal geziekt hebben
- wij zullen geziekt hebben
- jullie zullen geziekt hebben
- zij zullen geziekt hebben
Future perfect
- I will have nagged
- you will have nagged
- he/she/it will have nagged
- we will have nagged
- you will have nagged
- they will have nagged
Conditionalis I
- ik zou zieken
- jij zou zieken
- hij/zij/het zou zieken
- wij zouden zieken
- jullie zouden zieken
- zij zouden zieken
Conditional present
- I would nag
- you would nag
- he/she/it would nag
- we would nag
- you would nag
- they would nag
Conditionalis II
- ik zou hebben geziekt
- jij zou hebben geziekt
- hij/zij/het zou hebben geziekt
- wij zouden hebben geziekt
- jullie zouden hebben geziekt
- zij zouden hebben geziekt
Conditional perfect
- I would have nagged
- you would have nagged
- he/she/it would have nagged
- we would have nagged
- you would have nagged
- they would have nagged
Imperatief
- jij ziek
- jullie ziekt
Imperative
- you nag
- you nag