Vervoeging van aanbevelen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanbevelen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beveel aan
- jij beveelt aan
- hij/zij/het beveelt aan
- wij bevelen aan
- jullie bevelen aan
- zij bevelen aan
Indicativo presente
- yo certifico
- tú certificas
- él/ella certifica
- nosotros certificamos
- vosotros certificáis
- ellos/ellas certifican
Onvoltooid verleden tijd
- ik beval aan
- jij beval aan
- hij/zij/het beval aan
- wij bevalen aan
- jullie bevalen aan
- zij bevalen aan
Indefinido
- yo certifiqué
- tú certificaste
- él/ella certificó
- nosotros certificamos
- vosotros certificasteis
- ellos/ellas certificaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aanbevolen
- jij hebt aanbevolen
- hij/zij/het heeft aanbevolen
- wij hebben aanbevolen
- jullie hebben aanbevolen
- zij hebben aanbevolen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he certificado
- tú has certificado
- él/ella ha certificado
- nosotros hemos certificado
- vosotros habéis certificado
- ellos/ellas han certificado
Voltooid verleden tijd
- ik had aanbevolen
- jij had aanbevolen
- hij/zij/het had aanbevolen
- wij hadden aanbevolen
- jullie hadden aanbevolen
- zij hadden aanbevolen
Pluscuamperfecto
- yo había certificado
- tú habías certificado
- él/ella había certificado
- nosotros habíamos certificado
- vosotros habíais certificado
- ellos/ellas habían certificado
Toekomende tijd I
- ik zal aanbevelen
- jij zult aanbevelen
- hij/zij/het zal aanbevelen
- wij zullen aanbevelen
- jullie zullen aanbevelen
- zij zullen aanbevelen
Futuro I
- yo certificaré
- tú certificarás
- él/ella certificará
- nosotros certificaremos
- vosotros certificaréis
- ellos/ellas certificarán
Toekomende tijd II
- ik zal aanbevolen hebben
- jij zult aanbevolen hebben
- hij/zij/het zal aanbevolen hebben
- wij zullen aanbevolen hebben
- jullie zullen aanbevolen hebben
- zij zullen aanbevolen hebben
Futuro perfecto
- yo habré certificado
- tú habrás certificado
- él/ella habrá certificado
- nosotros habremos certificado
- vosotros habréis certificado
- ellos/ellas habrán certificado
Conditionalis I
- ik zou aanbevelen
- jij zou aanbevelen
- hij/zij/het zou aanbevelen
- wij zouden aanbevelen
- jullie zouden aanbevelen
- zij zouden aanbevelen
Condicional
- yo certificaría
- tú certificarías
- él/ella certificaría
- nosotros certificaríamos
- vosotros certificaríais
- ellos/ellas certificarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aanbevolen
- jij zou hebben aanbevolen
- hij/zij/het zou hebben aanbevolen
- wij zouden hebben aanbevolen
- jullie zouden hebben aanbevolen
- zij zouden hebben aanbevolen
Condicional perfecto
- yo habría certificado
- tú habrías certificado
- él/ella habría certificado
- nosotros habríamos certificado
- vosotros habríais certificado
- ellos/ellas habrían certificado
Imperatief
- jij beveel aan
- jullie beveelt aan
Imperativo presente
- tú certifica
- vosotros certificad