Vervoeging van aanbinden
Onbepaalde wijs (infinitief): aanbinden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bind aan
- jij bindt aan
- hij/zij/het bindt aan
- wij binden aan
- jullie binden aan
- zij binden aan
Indicativo presente
- yo comienzo
- tú comienzas
- él/ella comienza
- nosotros comenzamos
- vosotros comenzáis
- ellos/ellas comienzan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bond aan
- jij bond aan
- hij/zij/het bond aan
- wij bonden aan
- jullie bonden aan
- zij bonden aan
Indefinido
- yo comencé
- tú comenzaste
- él/ella comenzó
- nosotros comenzamos
- vosotros comenzasteis
- ellos/ellas comenzaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangebonden
- jij hebt aangebonden
- hij/zij/het heeft aangebonden
- wij hebben aangebonden
- jullie hebben aangebonden
- zij hebben aangebonden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he comenzado
- tú has comenzado
- él/ella ha comenzado
- nosotros hemos comenzado
- vosotros habéis comenzado
- ellos/ellas han comenzado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangebonden
- jij had aangebonden
- hij/zij/het had aangebonden
- wij hadden aangebonden
- jullie hadden aangebonden
- zij hadden aangebonden
Pluscuamperfecto
- yo había comenzado
- tú habías comenzado
- él/ella había comenzado
- nosotros habíamos comenzado
- vosotros habíais comenzado
- ellos/ellas habían comenzado
Toekomende tijd I
- ik zal aanbinden
- jij zult aanbinden
- hij/zij/het zal aanbinden
- wij zullen aanbinden
- jullie zullen aanbinden
- zij zullen aanbinden
Futuro I
- yo comenzaré
- tú comenzarás
- él/ella comenzará
- nosotros comenzaremos
- vosotros comenzaréis
- ellos/ellas comenzarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangebonden hebben
- jij zult aangebonden hebben
- hij/zij/het zal aangebonden hebben
- wij zullen aangebonden hebben
- jullie zullen aangebonden hebben
- zij zullen aangebonden hebben
Futuro perfecto
- yo habré comenzado
- tú habrás comenzado
- él/ella habrá comenzado
- nosotros habremos comenzado
- vosotros habréis comenzado
- ellos/ellas habrán comenzado
Conditionalis I
- ik zou aanbinden
- jij zou aanbinden
- hij/zij/het zou aanbinden
- wij zouden aanbinden
- jullie zouden aanbinden
- zij zouden aanbinden
Condicional
- yo comenzaría
- tú comenzarías
- él/ella comenzaría
- nosotros comenzaríamos
- vosotros comenzaríais
- ellos/ellas comenzarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangebonden
- jij zou hebben aangebonden
- hij/zij/het zou hebben aangebonden
- wij zouden hebben aangebonden
- jullie zouden hebben aangebonden
- zij zouden hebben aangebonden
Condicional perfecto
- yo habría comenzado
- tú habrías comenzado
- él/ella habría comenzado
- nosotros habríamos comenzado
- vosotros habríais comenzado
- ellos/ellas habrían comenzado
Imperatief
- jij bind aan
- jullie bindt aan
Imperativo presente
- tú comienza
- vosotros comenzad