Vervoeging van aanhalen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanhalen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik haal aan
- jij haalt aan
- hij/zij/het haalt aan
- wij halen aan
- jullie halen aan
- zij halen aan
Indicativo presente
- yo atraigo
- tú atraes
- él/ella atrae
- nosotros atraemos
- vosotros atraéis
- ellos/ellas atraen
Onvoltooid verleden tijd
- ik haalde aan
- jij haalde aan
- hij/zij/het haalde aan
- wij haalden aan
- jullie haalden aan
- zij haalden aan
Indefinido
- yo atraje
- tú atrajiste
- él/ella atrajo
- nosotros atrajimos
- vosotros atrajisteis
- ellos/ellas atrajeron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangehaald
- jij hebt aangehaald
- hij/zij/het heeft aangehaald
- wij hebben aangehaald
- jullie hebben aangehaald
- zij hebben aangehaald
Pretérito perfecto compuesto
- yo he atraído
- tú has atraído
- él/ella ha atraído
- nosotros hemos atraído
- vosotros habéis atraído
- ellos/ellas han atraído
Voltooid verleden tijd
- ik had aangehaald
- jij had aangehaald
- hij/zij/het had aangehaald
- wij hadden aangehaald
- jullie hadden aangehaald
- zij hadden aangehaald
Pluscuamperfecto
- yo había atraído
- tú habías atraído
- él/ella había atraído
- nosotros habíamos atraído
- vosotros habíais atraído
- ellos/ellas habían atraído
Toekomende tijd I
- ik zal aanhalen
- jij zult aanhalen
- hij/zij/het zal aanhalen
- wij zullen aanhalen
- jullie zullen aanhalen
- zij zullen aanhalen
Futuro I
- yo atraeré
- tú atraerás
- él/ella atraerá
- nosotros atraeremos
- vosotros atraeréis
- ellos/ellas atraerán
Toekomende tijd II
- ik zal aangehaald hebben
- jij zult aangehaald hebben
- hij/zij/het zal aangehaald hebben
- wij zullen aangehaald hebben
- jullie zullen aangehaald hebben
- zij zullen aangehaald hebben
Futuro perfecto
- yo habré atraído
- tú habrás atraído
- él/ella habrá atraído
- nosotros habremos atraído
- vosotros habréis atraído
- ellos/ellas habrán atraído
Conditionalis I
- ik zou aanhalen
- jij zou aanhalen
- hij/zij/het zou aanhalen
- wij zouden aanhalen
- jullie zouden aanhalen
- zij zouden aanhalen
Condicional
- yo atraería
- tú atraerías
- él/ella atraería
- nosotros atraeríamos
- vosotros atraeríais
- ellos/ellas atraerían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangehaald
- jij zou hebben aangehaald
- hij/zij/het zou hebben aangehaald
- wij zouden hebben aangehaald
- jullie zouden hebben aangehaald
- zij zouden hebben aangehaald
Condicional perfecto
- yo habría atraído
- tú habrías atraído
- él/ella habría atraído
- nosotros habríamos atraído
- vosotros habríais atraído
- ellos/ellas habrían atraído
Imperatief
- jij haal aan
- jullie haalt aan
Imperativo presente
- tú atrae
- vosotros atraed