Vervoeging van aanharden
Onbepaalde wijs (infinitief): aanharden
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hard aan
- jij hardt aan
- hij/zij/het hardt aan
- wij harden aan
- jullie harden aan
- zij harden aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik hardde aan
- jij hardde aan
- hij/zij/het hardde aan
- wij hardden aan
- jullie hardden aan
- zij hardden aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangehard
- jij hebt aangehard
- hij/zij/het heeft aangehard
- wij hebben aangehard
- jullie hebben aangehard
- zij hebben aangehard
Voltooid verleden tijd
- ik had aangehard
- jij had aangehard
- hij/zij/het had aangehard
- wij hadden aangehard
- jullie hadden aangehard
- zij hadden aangehard
Toekomende tijd I
- ik zal aanharden
- jij zult aanharden
- hij/zij/het zal aanharden
- wij zullen aanharden
- jullie zullen aanharden
- zij zullen aanharden
Toekomende tijd II
- ik zal aangehard hebben
- jij zult aangehard hebben
- hij/zij/het zal aangehard hebben
- wij zullen aangehard hebben
- jullie zullen aangehard hebben
- zij zullen aangehard hebben
Conditionalis I
- ik zou aanharden
- jij zou aanharden
- hij/zij/het zou aanharden
- wij zouden aanharden
- jullie zouden aanharden
- zij zouden aanharden
Conditionalis II
- ik zou hebben aangehard
- jij zou hebben aangehard
- hij/zij/het zou hebben aangehard
- wij zouden hebben aangehard
- jullie zouden hebben aangehard
- zij zouden hebben aangehard
Imperatief
- jij hard aan
- jullie hardt aan