Vervoeging van aanloeren
Onbepaalde wijs (infinitief): aanloeren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik loer aan
- jij loert aan
- hij/zij/het loert aan
- wij loeren aan
- jullie loeren aan
- zij loeren aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik loerde aan
- jij loerde aan
- hij/zij/het loerde aan
- wij loerden aan
- jullie loerden aan
- zij loerden aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeloerd
- jij hebt aangeloerd
- hij/zij/het heeft aangeloerd
- wij hebben aangeloerd
- jullie hebben aangeloerd
- zij hebben aangeloerd
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeloerd
- jij had aangeloerd
- hij/zij/het had aangeloerd
- wij hadden aangeloerd
- jullie hadden aangeloerd
- zij hadden aangeloerd
Toekomende tijd I
- ik zal aanloeren
- jij zult aanloeren
- hij/zij/het zal aanloeren
- wij zullen aanloeren
- jullie zullen aanloeren
- zij zullen aanloeren
Toekomende tijd II
- ik zal aangeloerd hebben
- jij zult aangeloerd hebben
- hij/zij/het zal aangeloerd hebben
- wij zullen aangeloerd hebben
- jullie zullen aangeloerd hebben
- zij zullen aangeloerd hebben
Conditionalis I
- ik zou aanloeren
- jij zou aanloeren
- hij/zij/het zou aanloeren
- wij zouden aanloeren
- jullie zouden aanloeren
- zij zouden aanloeren
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeloerd
- jij zou hebben aangeloerd
- hij/zij/het zou hebben aangeloerd
- wij zouden hebben aangeloerd
- jullie zouden hebben aangeloerd
- zij zouden hebben aangeloerd
Imperatief
- jij loer aan
- jullie loert aan