Vervoeging van aanwaaien
Onbepaalde wijs (infinitief): aanwaaien
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik waai aan
- jij waait aan
- hij/zij/het waait aan
- wij waaien aan
- jullie waaien aan
- zij waaien aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik waaide aan
- jij waaide aan
- hij/zij/het waaide aan
- wij waaiden aan
- jullie waaiden aan
- zij waaiden aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangewaaid
- jij hebt aangewaaid
- hij/zij/het heeft aangewaaid
- wij hebben aangewaaid
- jullie hebben aangewaaid
- zij hebben aangewaaid
Voltooid verleden tijd
- ik had aangewaaid
- jij had aangewaaid
- hij/zij/het had aangewaaid
- wij hadden aangewaaid
- jullie hadden aangewaaid
- zij hadden aangewaaid
Toekomende tijd I
- ik zal aanwaaien
- jij zult aanwaaien
- hij/zij/het zal aanwaaien
- wij zullen aanwaaien
- jullie zullen aanwaaien
- zij zullen aanwaaien
Toekomende tijd II
- ik zal aangewaaid hebben
- jij zult aangewaaid hebben
- hij/zij/het zal aangewaaid hebben
- wij zullen aangewaaid hebben
- jullie zullen aangewaaid hebben
- zij zullen aangewaaid hebben
Conditionalis I
- ik zou aanwaaien
- jij zou aanwaaien
- hij/zij/het zou aanwaaien
- wij zouden aanwaaien
- jullie zouden aanwaaien
- zij zouden aanwaaien
Conditionalis II
- ik zou hebben aangewaaid
- jij zou hebben aangewaaid
- hij/zij/het zou hebben aangewaaid
- wij zouden hebben aangewaaid
- jullie zouden hebben aangewaaid
- zij zouden hebben aangewaaid