Vervoeging van aanzitten
Onbepaalde wijs (infinitief): aanzitten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zit aan
- jij zit aan
- hij/zij/het zit aan
- wij zitten aan
- jullie zitten aan
- zij zitten aan
Indicativo presente
- yo toco
- tú tocas
- él/ella toca
- nosotros tocamos
- vosotros tocáis
- ellos/ellas tocan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zat aan
- jij zat aan
- hij/zij/het zat aan
- wij zaten aan
- jullie zaten aan
- zij zaten aan
Indefinido
- yo toqué
- tú tocaste
- él/ella tocó
- nosotros tocamos
- vosotros tocasteis
- ellos/ellas tocaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangezeten
- jij hebt aangezeten
- hij/zij/het heeft aangezeten
- wij hebben aangezeten
- jullie hebben aangezeten
- zij hebben aangezeten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he tocado
- tú has tocado
- él/ella ha tocado
- nosotros hemos tocado
- vosotros habéis tocado
- ellos/ellas han tocado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangezeten
- jij had aangezeten
- hij/zij/het had aangezeten
- wij hadden aangezeten
- jullie hadden aangezeten
- zij hadden aangezeten
Pluscuamperfecto
- yo había tocado
- tú habías tocado
- él/ella había tocado
- nosotros habíamos tocado
- vosotros habíais tocado
- ellos/ellas habían tocado
Toekomende tijd I
- ik zal aanzitten
- jij zult aanzitten
- hij/zij/het zal aanzitten
- wij zullen aanzitten
- jullie zullen aanzitten
- zij zullen aanzitten
Futuro I
- yo tocaré
- tú tocarás
- él/ella tocará
- nosotros tocaremos
- vosotros tocaréis
- ellos/ellas tocarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangezeten hebben
- jij zult aangezeten hebben
- hij/zij/het zal aangezeten hebben
- wij zullen aangezeten hebben
- jullie zullen aangezeten hebben
- zij zullen aangezeten hebben
Futuro perfecto
- yo habré tocado
- tú habrás tocado
- él/ella habrá tocado
- nosotros habremos tocado
- vosotros habréis tocado
- ellos/ellas habrán tocado
Conditionalis I
- ik zou aanzitten
- jij zou aanzitten
- hij/zij/het zou aanzitten
- wij zouden aanzitten
- jullie zouden aanzitten
- zij zouden aanzitten
Condicional
- yo tocaría
- tú tocarías
- él/ella tocaría
- nosotros tocaríamos
- vosotros tocaríais
- ellos/ellas tocarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangezeten
- jij zou hebben aangezeten
- hij/zij/het zou hebben aangezeten
- wij zouden hebben aangezeten
- jullie zouden hebben aangezeten
- zij zouden hebben aangezeten
Condicional perfecto
- yo habría tocado
- tú habrías tocado
- él/ella habría tocado
- nosotros habríamos tocado
- vosotros habríais tocado
- ellos/ellas habrían tocado
Imperatief
- jij zit aan
- jullie zit aan
Imperativo presente
- tú toca
- vosotros tocad