Vervoeging van accrediteren
Onbepaalde wijs (infinitief): accrediteren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik accrediteer
- jij accrediteert
- hij/zij/het accrediteert
- wij accrediteren
- jullie accrediteren
- zij accrediteren
Indicativo presente
- yo acredito
- tú acreditas
- él/ella acredita
- nosotros acreditamos
- vosotros acreditáis
- ellos/ellas acreditan
Onvoltooid verleden tijd
- ik accrediteerde
- jij accrediteerde
- hij/zij/het accrediteerde
- wij accrediteerden
- jullie accrediteerden
- zij accrediteerden
Indefinido
- yo acredité
- tú acreditaste
- él/ella acreditó
- nosotros acreditamos
- vosotros acreditasteis
- ellos/ellas acreditaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geaccrediteerd
- jij hebt geaccrediteerd
- hij/zij/het heeft geaccrediteerd
- wij hebben geaccrediteerd
- jullie hebben geaccrediteerd
- zij hebben geaccrediteerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acreditado
- tú has acreditado
- él/ella ha acreditado
- nosotros hemos acreditado
- vosotros habéis acreditado
- ellos/ellas han acreditado
Voltooid verleden tijd
- ik had geaccrediteerd
- jij had geaccrediteerd
- hij/zij/het had geaccrediteerd
- wij hadden geaccrediteerd
- jullie hadden geaccrediteerd
- zij hadden geaccrediteerd
Pluscuamperfecto
- yo había acreditado
- tú habías acreditado
- él/ella había acreditado
- nosotros habíamos acreditado
- vosotros habíais acreditado
- ellos/ellas habían acreditado
Toekomende tijd I
- ik zal accrediteren
- jij zult accrediteren
- hij/zij/het zal accrediteren
- wij zullen accrediteren
- jullie zullen accrediteren
- zij zullen accrediteren
Futuro I
- yo acreditaré
- tú acreditarás
- él/ella acreditará
- nosotros acreditaremos
- vosotros acreditaréis
- ellos/ellas acreditarán
Toekomende tijd II
- ik zal geaccrediteerd hebben
- jij zult geaccrediteerd hebben
- hij/zij/het zal geaccrediteerd hebben
- wij zullen geaccrediteerd hebben
- jullie zullen geaccrediteerd hebben
- zij zullen geaccrediteerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré acreditado
- tú habrás acreditado
- él/ella habrá acreditado
- nosotros habremos acreditado
- vosotros habréis acreditado
- ellos/ellas habrán acreditado
Conditionalis I
- ik zou accrediteren
- jij zou accrediteren
- hij/zij/het zou accrediteren
- wij zouden accrediteren
- jullie zouden accrediteren
- zij zouden accrediteren
Condicional
- yo acreditaría
- tú acreditarías
- él/ella acreditaría
- nosotros acreditaríamos
- vosotros acreditaríais
- ellos/ellas acreditarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geaccrediteerd
- jij zou hebben geaccrediteerd
- hij/zij/het zou hebben geaccrediteerd
- wij zouden hebben geaccrediteerd
- jullie zouden hebben geaccrediteerd
- zij zouden hebben geaccrediteerd
Condicional perfecto
- yo habría acreditado
- tú habrías acreditado
- él/ella habría acreditado
- nosotros habríamos acreditado
- vosotros habríais acreditado
- ellos/ellas habrían acreditado
Imperatief
- jij accrediteer
- jullie accrediteert
Imperativo presente
- tú acredita
- vosotros acreditad