Vervoeging van afdorsen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik dors af
    • jij dorst af
    • hij/zij/het dorst af
    • wij dorsen af
    • jullie dorsen af
    • zij dorsen af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dorste af
    • jij dorste af
    • hij/zij/het dorste af
    • wij dorsten af
    • jullie dorsten af
    • zij dorsten af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgedorst
    • jij hebt afgedorst
    • hij/zij/het heeft afgedorst
    • wij hebben afgedorst
    • jullie hebben afgedorst
    • zij hebben afgedorst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgedorst
    • jij had afgedorst
    • hij/zij/het had afgedorst
    • wij hadden afgedorst
    • jullie hadden afgedorst
    • zij hadden afgedorst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afdorsen
    • jij zult afdorsen
    • hij/zij/het zal afdorsen
    • wij zullen afdorsen
    • jullie zullen afdorsen
    • zij zullen afdorsen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgedorst hebben
    • jij zult afgedorst hebben
    • hij/zij/het zal afgedorst hebben
    • wij zullen afgedorst hebben
    • jullie zullen afgedorst hebben
    • zij zullen afgedorst hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afdorsen
    • jij zou afdorsen
    • hij/zij/het zou afdorsen
    • wij zouden afdorsen
    • jullie zouden afdorsen
    • zij zouden afdorsen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgedorst
    • jij zou hebben afgedorst
    • hij/zij/het zou hebben afgedorst
    • wij zouden hebben afgedorst
    • jullie zouden hebben afgedorst
    • zij zouden hebben afgedorst
  • Imperatief

    • jij dors af
    • jullie dorst af