Vervoeging van afkeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik keer af
- jij keert af
- hij/zij/het keert af
- wij keren af
- jullie keren af
- zij keren af
Indicativo presente
- yo desvío
- tú desvías
- él/ella desvía
- nosotros desviamos
- vosotros desviáis
- ellos/ellas desvían
Onvoltooid verleden tijd
- ik keerde af
- jij keerde af
- hij/zij/het keerde af
- wij keerden af
- jullie keerden af
- zij keerden af
Indefinido
- yo desvié
- tú desviaste
- él/ella desvió
- nosotros desviamos
- vosotros desviasteis
- ellos/ellas desviaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgekeerd
- jij hebt afgekeerd
- hij/zij/het heeft afgekeerd
- wij hebben afgekeerd
- jullie hebben afgekeerd
- zij hebben afgekeerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he desviado
- tú has desviado
- él/ella ha desviado
- nosotros hemos desviado
- vosotros habéis desviado
- ellos/ellas han desviado
Voltooid verleden tijd
- ik had afgekeerd
- jij had afgekeerd
- hij/zij/het had afgekeerd
- wij hadden afgekeerd
- jullie hadden afgekeerd
- zij hadden afgekeerd
Pluscuamperfecto
- yo había desviado
- tú habías desviado
- él/ella había desviado
- nosotros habíamos desviado
- vosotros habíais desviado
- ellos/ellas habían desviado
Toekomende tijd I
- ik zal afkeren
- jij zult afkeren
- hij/zij/het zal afkeren
- wij zullen afkeren
- jullie zullen afkeren
- zij zullen afkeren
Futuro I
- yo desviaré
- tú desviarás
- él/ella desviará
- nosotros desviaremos
- vosotros desviaréis
- ellos/ellas desviarán
Toekomende tijd II
- ik zal afgekeerd hebben
- jij zult afgekeerd hebben
- hij/zij/het zal afgekeerd hebben
- wij zullen afgekeerd hebben
- jullie zullen afgekeerd hebben
- zij zullen afgekeerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré desviado
- tú habrás desviado
- él/ella habrá desviado
- nosotros habremos desviado
- vosotros habréis desviado
- ellos/ellas habrán desviado
Conditionalis I
- ik zou afkeren
- jij zou afkeren
- hij/zij/het zou afkeren
- wij zouden afkeren
- jullie zouden afkeren
- zij zouden afkeren
Condicional
- yo desviaría
- tú desviarías
- él/ella desviaría
- nosotros desviaríamos
- vosotros desviaríais
- ellos/ellas desviarían
Conditionalis II
- ik zou hebben afgekeerd
- jij zou hebben afgekeerd
- hij/zij/het zou hebben afgekeerd
- wij zouden hebben afgekeerd
- jullie zouden hebben afgekeerd
- zij zouden hebben afgekeerd
Condicional perfecto
- yo habría desviado
- tú habrías desviado
- él/ella habría desviado
- nosotros habríamos desviado
- vosotros habríais desviado
- ellos/ellas habrían desviado
Imperatief
- jij keer af
- jullie keert af
Imperativo presente
- tú desvía
- vosotros desviad