Vervoeging van afklimmen
Onbepaalde wijs (infinitief): afklimmen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik klim af
- jij klimt af
- hij/zij/het klimt af
- wij klimmen af
- jullie klimmen af
- zij klimmen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik klom af
- jij klom af
- hij/zij/het klom af
- wij klommen af
- jullie klommen af
- zij klommen af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben afgeklommen
- jij bent afgeklommen
- hij/zij/het is afgeklommen
- wij zijn afgeklommen
- jullie zijn afgeklommen
- zij zijn afgeklommen
Voltooid verleden tijd
- ik was afgeklommen
- jij was afgeklommen
- hij/zij/het was afgeklommen
- wij waren afgeklommen
- jullie waren afgeklommen
- zij waren afgeklommen
Toekomende tijd I
- ik zal afklimmen
- jij zult afklimmen
- hij/zij/het zal afklimmen
- wij zullen afklimmen
- jullie zullen afklimmen
- zij zullen afklimmen
Toekomende tijd II
- ik zal afgeklommen zijn
- jij zult afgeklommen zijn
- hij/zij/het zal afgeklommen zijn
- wij zullen afgeklommen zijn
- jullie zullen afgeklommen zijn
- zij zullen afgeklommen zijn
Conditionalis I
- ik zou afklimmen
- jij zou afklimmen
- hij/zij/het zou afklimmen
- wij zouden afklimmen
- jullie zouden afklimmen
- zij zouden afklimmen
Conditionalis II
- ik zou zijn afgeklommen
- jij zou zijn afgeklommen
- hij/zij/het zou zijn afgeklommen
- wij zouden zijn afgeklommen
- jullie zouden zijn afgeklommen
- zij zouden zijn afgeklommen
Imperatief
- jij klim af
- jullie klimt af