Vervoeging van afkunnen
Onbepaalde wijs (infinitief): afkunnen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kan af
- jij kan af
- hij/zij/het kan af
- wij kunnen af
- jullie kunnen af
- zij kunnen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik kon af
- jij kon af
- hij/zij/het kon af
- wij konden af
- jullie konden af
- zij konden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgekund
- jij hebt afgekund
- hij/zij/het heeft afgekund
- wij hebben afgekund
- jullie hebben afgekund
- zij hebben afgekund
Voltooid verleden tijd
- ik had afgekund
- jij had afgekund
- hij/zij/het had afgekund
- wij hadden afgekund
- jullie hadden afgekund
- zij hadden afgekund
Toekomende tijd I
- ik zal afkunnen
- jij zult afkunnen
- hij/zij/het zal afkunnen
- wij zullen afkunnen
- jullie zullen afkunnen
- zij zullen afkunnen
Toekomende tijd II
- ik zal afgekund hebben
- jij zult afgekund hebben
- hij/zij/het zal afgekund hebben
- wij zullen afgekund hebben
- jullie zullen afgekund hebben
- zij zullen afgekund hebben
Conditionalis I
- ik zou afkunnen
- jij zou afkunnen
- hij/zij/het zou afkunnen
- wij zouden afkunnen
- jullie zouden afkunnen
- zij zouden afkunnen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgekund
- jij zou hebben afgekund
- hij/zij/het zou hebben afgekund
- wij zouden hebben afgekund
- jullie zouden hebben afgekund
- zij zouden hebben afgekund